Propaganda in WO1
Via Sint Augustinus heeft de Perzische profeet Mani (216-276) een grote invloed gehad op het christendom: het Manicheïsme zorgde voor de scherpe tegenstelling tussen ziel en materie, tussen goed en kwaad, tussen licht en duister.
Nogal wat oorlogen werden voorgesteld als de strijd tussen de krachten van goed en kwaad,
Zo ook de eerste Wereldoorlog: in alle landen beweerden de geestelijken – in Duitsland en Rusland zelfs geïnstrueerd door officiële richtlijnen of parochiebulletins – dat hun natie was gekozen en gesteund door God om een “heilige oorlog” te voeren tegen “zijn vijanden” en de kampioen van de antichrist. De propagandisten beleden dat hun land vocht voor de beschaving en dat de vijand een stel barbaren was.
Duitsland verdedigde zich fel. Ze ontkenden de wreedheden begaan in België.
Ze verspreidden posters “Zijn wij de barbaren?” om in exacte cijfers de Duitse culturele prestaties (het aantal Nobelprijzen, patenten en gepubliceerde boeken, het percentage alfabetisering en de sociale zekerheidsuitkeringen) af te zetten tegen de vrij bescheiden Britse en Franse prestaties.
Ze ontwikkelden een specifiek Duits concept van democratie: de Ideeën van 1914. Die ideeën zouden de versleten begrippen van 1789 (Franse Revolutie) vervangen. Vrijheid moest worden vervangen door “autoriteit en gehoorzaamheid”, gelijkheid door “solidariteit en discipline”, broederschap door “plicht en dienstbaarheid aan de gemeenschap”.
De geallieerden antwoordden door de Duitse Kultur te vergelijken met de oorlogsmisdaden van het Duitse leger. Er werden anti-Duitse Kultur Cross gemaakt, medailles die de spot dreven met de keizer en hem voorstelden met de cultuur van een varken en de diplomatie van een ezel.
De polarisatie leidde ertoe dat aan beide zijden alle buitenlandse invloeden in taal, mode, cultuur en dansen werden geweerd.
Hedendaagse en soms zelfs klassieke vijandelijke auteurs werden verbannen uit theaters en operahuizen.
Duizenden genaturaliseerde Duitsers in Groot-Brittannië gaven er de voorkeur aan om Engelse namen aan te nemen, gevolgd in juli 1917 door de Engelse koninklijke familie, die haar naam veranderde van Saksen-Coburg-Gotha naar Windsor.
Theaters, cafés, straten en zelfs gerechten moesten een nieuwe naam krijgen: zuurkool werd liberty cabbage, in Frankrijk verloren een half dozijn dorpen namen als d’Allemagne.
Duitse schoolkinderen moesten vijf pfennig betalen als ze een woord van buitenlandse oorsprong gebruikten, zoals “interessant”.