St-Omaars [52 km]
Sint-Omaars is nu een regionaal verzorgings- en cultuurcentrum (met scholen, markt, musea) met enige industrie (onder andere textiel, voedingswaren, glas, machines).
Geklasseerd als Stad van Kunst en Geschiedenis van Noord Frankrijk is Saint-Omer echt een mooie stad om te bezoeken. Als u verder door de oude straatjes van de stad slentert komt u, behalve de voor de streek kenmerkende architectuur, ook de prachtige bloemrijke oevers van de Aa tegen.
Met de nodige overdrijving wordt Saint Omer al eens ‘de wieg van het Westen’ genoemd:
- het was de eerste stad in het graafschap Vlaanderen die tot ontwikkeling kwam; de eerste die stadsrechten verwierf; de eerste stad die tegen anno 1300 uitgroeide tot een heuse middeleeuwse grootstad van naar schatting 35.000 inwoners.
- hier lagen de eerste graven van Vlaanderen begraven, toch tot de Franse Revolutie hun gebeente bij het afval sorteerde.
- hier gebeurden de eerste kanaliseringswerken van stromen en zee in het noorden van Europa. Het landschap is er nog steeds bijna Holland: molens en groene, drassige weiden doorsneden door kanalen, en omringd door moerassen en vijvers.
- hier begon, naar alle waarschijnlijk ook de inpoldering. Vanaf de vroege elfde eeuw waren er pogingen om de zee in te dijken en terug te dringen.
In elk geval: een topbestemming als het gaat om middeleeuwse geschiedenis van het voormalig graafschap Vlaanderen.
Tip: bezoekt u de stad op zaterdag? Bezoek dan zeker ook de zaterdagochtendmarkt, die bekend staat om zijn gastronomische specialiteiten en vriendelijke sfeer.
Geschiedenis
Sint-Omaars is in de 7e eeuw ontstaan onder de naam Sithiu (Sithieu of Sitdiu), rond de Sint-Bertinusabdij, gesticht onder impuls van onder impuls van Audomarus (Omaar of Odemaar).
De abdij ontleent haar naam aan Bertinus van Artesië, die er als metgezel van Audomarus werkzaam was. In de 10e eeuw kreeg de plaats haar huidige benaming Sint-Omaars.
Heel Artesië kwam in 932 in het bezit van de graven van Vlaanderen en in de 12e en 13e eeuw bloeide de lakenindustrie ook in St-Omer. Het werd de eerste stad in het westen waaraan officieel stadsrechten verleend werden (1127). Later moest de stad haar leidinggevende positie in de lakenhandel afstaan aan Brugge.
Sint-Omaars maakt sinds 1212 definitief geen deel meer uit van het graafschap Vlaanderen, het werd een van de hoofdplaatsen van het graafschap Artesië. Niettegenstaande deze afsplitsing bleef de stad in belangrijke mate binnen het economische netwerk van de Nederlanden.
In 1384 kwam Sint-Omaars onder de hertogen van Bourgondië, maar bij de Vrede van Nijmegen (1678) werd de stad aan Frankrijk afgestaan.
Tussen 1787 en 1795 trokken enkele duizenden Noord-Nederlandse patriotten als bannelingen naar Sint-Omaars en de ruime omgeving. Patriotten waren burgers in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden die democratisering eisten en een einde wilden stellen aan het absolutisme van een stadhouder Willem V, prins van Oranje-Nassau. Zij begonnen zich te wapenen en drongen in steeds meer steden aan op een democratische verkiezing van de vroedschap, het stadsbestuur. In 1786 en 1787 escaleerde het conflict tot een korte burgeroorlog tussen de patriotten en prinsgezinden of orangisten. Een Pruisische inval in september–oktober 1787 bewerkstelligde de Oranjerestauratie. De patriottische vrijkorpsen werden verboden en duizenden patriotten vluchtten naar Frankrijk. Ze verlieten Frankrijk weer na de succesvolle revolutionaire Franse veldtocht in de Nederlanden (1792–1795), waar sommigen aan deelnamen in het Bataafs Legioen: samen met het Franse republikeinse leger kwamen deze patriotten hun land ‘bevrijden’.
In de Eerste en Tweede Wereldoorlog werd de stad zwaar beschadigd.
In Saint-Omer bleef de tijd stil staan. Binnen de oude stadsmuren is er nauwelijks economische activiteit en staat weinig of geen nieuwbouw. Overal oude huizen, kloosters en kerken opgetrokken in dezelfde gele baksteen. De stad is ooit ontstaan als processie-route tussen de Sint-Bertijnsabdij beneden aan de rivier en de Onze-Lieve-Vrouwekerk boven op heuvel. Die rue Saint-Bertin, een smalle kasseistraat met vele kleine huizen, oogt nog altijd als eeuwen geleden.
Wateringue
De Aa komt vlak na Saint-Omer met een sterke stroming van de hellingen van Artois in een platte vlakte, gekneld tussen twee andere hellingen, om twintig kilometer verder de zee te bereiken. Omdat het vele water niet altijd weg kon, ontstond een reuzegroot moeras, dat af en toe werd overspoeld door een stormvloed van de zee.
Het water beheersen wordt een gevecht van elke dag. De Wateringue, een bestuur dat van graaf Filips van den Elzas dateert en nog altijd bestaat, ziet daarop toe.
St Omer kan je niet begrijpen zonder de complexe waterhuishouding rondom. Het is hier ergens, vanuit de abdij van Saint-Bertin en wat verder de cisterciënzers-abdij van Clairmarais dat waarschijnlijk voor het allereerst ten noorden van de Alpen de technieken van kanaliseren en indijken zijn ontwikkeld.
In de 9e eeuw begon de ontginning door de monniken van de Abdij van Sint-Bertinus: het moerasgebied werd enigszins ontwaterd door de aanleg van dijken (de Molendick en de Basse Meldick) en het gebruik van watermolens en een slotenstelsel om het water af te voeren via de Aa (doorheen het doorbraakdal van de Aa ter hoogte van Watten). Er zijn tegenwoordig nog 160 km van deze sloten over.
In de 11e eeuw werd de Neufossé aangelegd en zo kon ook water naar de Leie worden afgevoerd. Deze gracht van 18 km tussen de Aa en de Leie werd aangelegd in opdracht van Boudewijn V van Vlaanderen, als verdediging tegen een verwachte aanval door keizer Hendrik III van het Heilige Roomse Rijk.
Rond 1160 werd de Oude Aa gekanaliseerd waardoor het draineren van het centrale moeras kon beginnen. Voor het echt polderen werd rond 1600 de poldermolen als technologie ingevoerd uit Holland.
In 1688 besloot Vauban dat de gracht tussen de Aa en de Leie moest worden verbreed tot een kanaal met jaagpaden, zodat het een volwaardige scheepvaartverbinding zou worden (en een betere verdedigingslinie). Het Canal de Neufossé was pas rond 1780 voltooid. Na de Tweede Wereldoorlog verloor het zijn militaire betekenis, maar door opwaardering en integratie in het Kanaal Duinkerke-Schelde werd het een belangrijke scheepvaartverkeersas in Noord-Frankrijk. Het kanaal dient ook nog steeds voor de afwatering naar zee van een ruim gebied; voor de afwatering van gebieden die verzakt zijn door de mijnbouw is het zelfs essentieel
De veenontginning neemt sterk uitbreiding vanaf de 18de eeuw, vooral in de Marais de Schaubroucq (nabij de abij van Clairmarais), waar talrijke plassen gevormd worden.
Op het einde van de 18e eeuw, maar vooral in de 19e eeuw worden de laaglanden geëxploiteerd door middel van de aan de Nederlanders ontleende poldertechniek met de volledige drooglegging en aanleg van watergangen en omvorming tot hortillonage (tuinen).
Twintig jaar geleden nekte de globalisering de eeuwenoude traditie van vele kleine groentetelers in de moerassen – vooral bloemkoolkwekers. Vandaag weet men niet echt goed meer wie welk waterpeil regelde, wie waar belette dat zout en zilt water door elkaar geraken, waar nog oude dijken en sluizen zaten. De plaatselijke Wateringue, een bestuur en een Vlaamse term die van graaf Filips van den Elzas dateren, doet haar best, en de natuurbeschermers trachten bij te springen.
Natuur
Het Marais Audomarois is een moeras- en poldergebied rond Sint-Omaars in het bekken van de Aa. Deze moerassen reiken voorbij het station tot in de stad.
Ten noorden van Saint-Omer ligt het Bois du Ham en Waten.
Op de grens met Saint-Omer ligt het natuurreservaat Romelaëre, een waterrijk natuurgebied, ontstaan uit een vroeger moeras- en veengebied. De veen-ontginning creëerde in Romelaëre 35 hectare vijvers.
Ten oosten van St Omer en ten zuidoosten van het dorp Clairmarais ligt het Forêt de Rihault-Clairmarais, een domeinbos van 1200 ha, één der grotere boscomplexen in het noorden van Frankrijk. Het is onderdeel van het Parc naturel régional des caps et marais d’Opale.
Bezienswaardigheden
De Grote Markt (Place Foch)
Sinds de middeleeuwen wordt hier echt markt gehouden. Geen charmant geheel maar enkele mooie gebouwen, gedomineerd door het vroegere stadhuis (bijgenaamd de koffiemolen) met het Italiaans theater (karakteristieken van een Venetiaans theater uit de 17e eeuw) uit 1840.
Eglise et Fontaine Ste-Aldegonde
Place Victor-Hugo, 5 – rue Sainte-Aldegonde, 1.
De Sainte-Aldegonde kerk werd mogelijk gesticht door één van de meest invloedrijke families van Saint-Omer (vandaar de naam) maar is compleet afgebroken nadat de klokkentoren in 1800 instortte.
Het enige wat rest van de kerk, is een oude fontein die de opening in 1756 herdenkt van het Neufossé-kanaal tussen de Aa en de Leie. De man verbeeldt de Aa, de vrouw verbeeldt de Leie; de stroom en de rivier die de regio gevormd hebben. Twee vazen van de fontein zijn gebeeldhouwd door François Chifflart, schilder, beeldhouwer en graveur uit Audomarois.
Onze-Lieve-Vrouwekathedraal
Enclos Notre-Dame, 62500 Saint-Omer
Monumentaal, prachtig ingebed tussen nauwe straatjes en kleine toegangspoorten, rustig, uit de glorietijd van de dertiende eeuw.
Begon als een bescheiden kapel in de 7e eeuw. Later werd het een collegiale kerk. In 1561 (hervorming van de bisdommen door Filips II) werd het een kathedraal.
De bouw van de gotische kathedraal begon met het koor in 1200, en ging verder tot 1561; het is één van de bekende gotische kathedralen in Vlaanderen met een 50m hoge westertoren.
De kathedraal bezit een interessant interieur onder meer
- Kruisafneming door Peter Paul Rubens;
- 12e-eeuwse vloertegels met bloemen en andere figuratieve motieven;
- de Grand Dieu de Thérouanne, beeldengroep afkomstig van de voorgevel van de vroegere kathedraal van Terwaan (Terwaan was een Franse enclave in Artesië en werd in 1553 volledig verwoest door Keizer Karel V in zijn strijd met de Franse koning);
- een cenotaaf (‘een leeg graf’, een grafteken opgericht ter nagedachtenis aan overledenen van wie het stoffelijk overschot elders verkeert of onvindbaar is) van de heilige Sint-Audomarus. Die werd, op eigen verzoek, in de O.-L.-Vrouwekerk begraven. Over zijn relieken werd lange tijd getwist tussen de kerk en de Sint-Bertijnsabdij (die hij stichtte) maar tijdens de Franse Revolutie werd zijn schrijn naar Parijs gebracht waar de relieken werden vernietigd en het schrijn werd omgesmolten;
- Tombe van Sint Erkembode. Een merovingische sarcofaag (zandsteen monoliet, 8ste eeuw), ondersteund door 2 leeuwen in marmer. De eerste christenen gebruikten vaker oude sarcofagen om hun heiligen te ruste te leggen. Erkembode (Archambaud) was de knecht van Ierse prinsen die in de 7ste eeuw, op weg naar Rome, vermoord worden bij Terwaan. Hij overleeft en wordt monnik in Sithiu. In 712 wordt hij abt van Saint-Bertin en in 723 bisschop van Terwaan. Volgens de legende doorkruiste hij zijn bisdom om gronden op te kopen die hij verdeelde onder de armen. Het stappen werd moeilijk en toen hij stierf in 742 was hij bijna lam. Het volk verklaarde hem heilig er zijn graf werd een bedevaartsoord, populairder dan Sint Omaar. Met de giften werd de in de 9de eeuw de tweede kerk gebouwd en later de grote romaanse kerk, voorganger van de huidige kathedraal. De pelgrims lieten hun schoenen achter als ex-voto. Vandaag worden nog steeds kinderschoenen op de tombe geplaatst door ouders die bidden opdat hun kind vroeger, beter of sneller zou stappen.
- een prachtige astronomische klok die uit 1555 dateert;
- vergulde opschrift aan de binnenkant van de noordelijke ingang ter herinnering aan aan de intrede van de triomferende Zonnekoning toen Saint-Omer definitief een Franse stad werd (aangebracht in de 19de eeuw);
- een zonnewijzer, gerealiseerd in 1610, aangebracht als ijkinstrument voor de astronomische klok. De zonnewijzer bevat drie aanduidingen: het zonneuur, de datum op de dierenriem, het Italiaanse uur (aantal uur sinds de vorige zonsondergang). Dit is de enige zonnewijzer in de regio Nord-Pas-De-Calais die de Italiaanse uuraanduiding weergeeft.
Ruïnes van de Sint-Bertinusabdij
1 Rue des Ruines Saint-Bertin, 62500 Saint-Omer
Restanten van de abdij zijn te bezichtigen op een site die als stadspark werd ingericht.
De abdij werd gesticht aan de oevers van de Aa in 648 op initiatief van Omer, de bisschop van Terwaan die de monniken Bertinus, Mommolinus en Ebertramnus naar de streek stuurde om er de heidenen te bekeren.
De abdij, oorspronkelijk met de naam Sint-Pieter (tot in de 12de eeuw) en met een kerk toegewijd aan de heilige Martinus, werd al snel door een honderdtal monniken bevolkt, wat aanleiding gaf tot de vestiging van een kleinere abdij, boven bij de Onze-Lieve-Vrouwkerk. Deze beide vestigingen gingen na een tijd elk hun weg, waarbij de beneden-abdij een benedictijnerabdij bleef en de boven-abdij een kanunnikenregel aannam en zich omvormde tot een seculier kanunnikenkapittel. Dit werd later de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Sint-Omaars.
Het werd een van de meest invloedrijke kloosters in Noordwest-Europa, één van de absolute religieuze centra van de vroege Karolingers naast de Abdij van Elnone (later Sint-Amandsabdij genoemd, in Saint-Amand-les-Eaux) en de Abdij van Sint-Vaast. De abdij bezat een aanzienlijke bibliotheek en ze had een aanzienlijke culturele en educatieve invloed.
De abdij kende haar grootste bloei vanaf haar ontstaan tot in het midden van de 13de eeuw: reeds in de 9de eeuw was er een priorij in de stad Poperinge waarvan de abt de leenheer was en vanaf de 12de eeuw bezat ze het patroonsrecht (het recht om de pastoor te benoemen) onder andere in Lissewege, Ruiselede, Steenkerke en Bulskamp. Vanaf de 9de eeuw was ze pionier in het droogleggen van duizenden hectare moeras en gedurende het ganse ancien régime (1450 tot 1789) oefende de abdij nog een belangrijke economische invloed uit.
De abdij was zo belangrijk dat enkele graven van Vlaanderen er hun laatste rustplaats vonden.
De abdij bleef bestaan tot de Franse revolutie, ze werd afgeschaft in 1791 en de 40 resterende monniken werden verjaagd. De gebouwen werden aanvankelijk gebruikt als hospitaal voor het Franse leger. Op 5 november 1792 begon de ontmanteling: wat de monniken niet hadden meegenomen werd openbaar geveild (houtwerk, schilderijen, altaren, glasramen, marmer, meubilair, reliekschrijnen, gewijde vaten, tapijten, orgels, ijzerwerk, de klokken van de beiaard, enz). De gebouwen werden verkocht maar bleven gedeeltelijk overeind.
In 1811 kocht het gemeentebestuur de gebouwen terug. Het schip van de kerk werd verder gesloopt en met de gerecupereerde bouwmaterialen werden het gemeentehuis van Sint-Omaars, een muziekschool en een slachthuis gebouwd. Vanaf 1840 werden de overgebleven muren en ruïnes als beschermd monument bewaard. De abdijtoren (58 m) stortte in 1947 in.
Standbeeld Suger de Saint-Denis
Bij de ruïne van de abdij staat een standbeeld van Suger, een Frans geestelijke (begonnen als oblaat in de abdij van St Omer), politicus, geschiedkundige en vooral de architect die eigenhandig de gotische stijl introduceerde. De tegenhanger van Suger was Bernard van Clairvaux.
Het is een werk van de Franse beeldhouwer Jean Baptiste Stouf, uitgevoerd in witte marmer en 4.50m hoog. Het ontsnapte aan de bombardementen van 1943.
Context
Voormalig Jezuïtencollege
40 rue Gambetta 62500 Saint-Omer
Na de beeldenstorm en de opkomst van het protestantisme, werkt de katholieke kerk aan de heropstanding. De bisschop van St Omer doet hiervoor beroep op Waalse jezuïeten. Vanaf 1566 verzorgen zij het onderwijs, tot ze in 1762 verjaagd worden.
In Engeland was, vanaf de 16e eeuw, elk katholiek onderricht verboden. Katholieke Engelsen stuurden hun kinderen daarom naar ‘Engelse colleges’ in de Spaanse Nederlanden, onder meer in Douai en in St Omer. Deze blijven actief tot de Franse revolutie en trekken zowel Engelse als Amerikaanse leerlingen aan. Het college van St Omer had zelfs een buitenverblijf gekocht in Blendecques waar de leerlingen hun vakantie konden doorbrengen.
Het Jezuïetencollege werd herbouwd in 1592 en is nu de Bibliothèque de l’Agglomération de Saint-Omer met zijn prachtige Salle du Patrimoine. Deze openbare bibliotheek bestaat er sinds 1805: 4000 m² met meer dan 90 000 documenten en een zeer rijk archief (boeken, DVD, CD, manuscripten, kaarten, plannen,…) onder meer afkomstig van de abdij.
Bibliotheque de l’Agglomeration de St.-Omer
40 Rue Gambetta, 62500 Saint-Omer +33 3 74 18 21 00
Gevestigd in het voormalige Jezuëtencomplex.
Een indrukwekkende collectie, afkomstig zowel uit St.-Bertijns als Clairmarais, als van de kapittelbibliotheek met drukken van R. Estienne, Et. Dolet, Aldus Manutius, Plantijn.
Topstuk: Gutenberg bijbel (afkomstig van St.-Bertijns), gedrukt vóór augustus 1456.
https://www.tourisme-saintomer.com/nl/annuaire/bibliotheque-dagglomeration/
Kerk van het Jezuïtencollege
rue du Lycée, St Omer
De eerste kerk blijkt te klein, er wordt een grotere gebouwd van 1615 tot 1640 door architect Jean Du Blocq.
Stijl Italiaanse renaissance. Het gebouw vertrekt vanuit de gotische traditie. Zo heeft het schip van de kerk drie niveaus. Het wordt begrensd door steunberen waartussen zijkapellen zijn ondergebracht. Het geheel is bedekt met kruisribgewelven. Het koor bestaat uit vijf delen. Het wordt omlijst door twee torens. Anderzijds introduceert het nieuwigheden, geïnspireerd op de Italiaanse architect Serlio, met een terugkeer naar de oudheid: grote rollen sieren de steunberen en de uiteinden van de gevel, op elk niveau dragen de pilasters kapitelen van verschillende stijl, gecanneleerde kolommen en opgerolde frontons.
Tussen 1762 en de 21e eeuw diende de kerk als magazijn, als militair hospitaal, als werkplaats, zelfs als garage. Maar na een grote restauratie die in 2017 eindigde, is het vandaag een plaats voor cultuur en kunst.
Heilig-Grafkerk
Enclos Saint-Sépulcre, St-Omer
Een van de weinige religieuze gebouwen die dateren van voor de Franse revolutie. De bouwwerken gebeurden van de eerste helft van de 13° eeuw tot eind 14e eeuw, ter ere van drie heren uit St Omer die deel namen aan de kruistochten.
Eén van de drie, Godefroy de Saint-Omer, nam deel aan de eerste kruistocht en zou een reliek van Christus zelf hebben meegebracht. Hij werd mede-stichter van de Orde van de Tempeliers.
Kerk van Saint-Denis
Enclos Saint-Denis, 62500 Saint-Omer
De kerk staat in het hart van de stad, halverwege de abdij Saint-Bertin en de OLV kathedraal, op de oude processie-as. Oorspronkelijk een statie (een plaats waar tijdens deze processies werd gestopt en gebeden), werd daar een van de oudste parochiekerken van de stad gebouwd om de snelle groei van de stadsbevolking op te vangen.
De kerk werd ingewijd in 1088 en een aantal keren verbouwd. De oudste delen van de huidig kerk, gebouwd door de ambachten, dateren uit de 13de eeuw: de gotische toren (de oudste in de regio) en gebeeldhouwde elementen in een noordelijke kapel. Een zuil uit de noordkapel en het koor dateren uit de 15 e eeuw. Rond 1705 stortte tijdens een orkaan de torenspits in en vernielde het schip in. Dit werd herbouwd in 1706-1714 als een hallenkerk (3 beuken met de zelfde hoogte).
En er zijn hier nog getuigen van Saint-Omers gouden eeuwen tussen 1000 en 1300. De Saint-Deniskerk, helemaal in de steigers, maar ooit gebouwd door de ambachten, met uiteraard een trotse toren en
Sinds de middeleeuwen was dit de kerk van adellijke families en ambachten: in de kerk zijn er kapellen en begrafenissculpturen (praalgraven van de lokale patriciërs) aan gewijd.
Gerechtshof
3 Rue des Tribunaux, St Omer
Voormalig bisschoppelijke residentie, sinds de Franse revolutie gerechtshof geworden.
Musée de l’Hôtel Sandelin
14, Rue Carnot, Saint-Omer. +33 (0)3 21 38 00 94
Het classicistische Hôtel Sandelin werd in 1766 gebouwd door de rijke weduwe Sandelin (op de plaats van de vroegere verblijfplaats van de gouverneur van de stad Sint-Omer) en aangekocht door de stad in 1899 om er een museum te vestigen.
De collectie bestaat onder andere uit edelsmeedwerk, keramiek, Vlaamse schilderkunst
Saint-Omer cultiveert gelukkig zijn patrimonium met grote zorg, heeft daarover een eigen site, etaleert die in een bibliotheek met immens veel oude boeken en toppers als een authentieke Gutenberg-Bijbel (uit de vroegere abdij),
- Geschiedens van de stad met maquetten;
- Schilderijen uit 16e, 17e en 18e eeuw van onder meer François Boucher, Jean-Baptiste Greuze, Jean-Marc Nattier (Madame de Pompadour), Nicolas-Bernard Lépicié (le Lever de Fanchon), Louis-Léopold Boilly (cinq tableaux), Thomas de Keyser, Gerard ter Borch, Jacob van Ruisdael, Jan Steen, Jan Brueghel de Oudere, Pieter Bruegel de Jongere, Joos de Momper, Hendrick van Balen, François Chifflart et Pierre-Paul Prud’hon;
- Belangrijke verzameling faïence, porcelein en keramiek van Saint-Omer, Lunéville, Rouen, Delft, etc. (4 000 stukken) ;
- Maaslandse kruisen van rond 1200 die toen door rijke burgers werden aangekocht,
- Verzameling munten (meer dan 16 000 stuks).
http://www.patrimoines-saint-omer.fr/Les-musees-et-oeuvres/Musee-de-l-hotel-Sandelin
Motte comtale
1B Pl. Sithieu, 62500 Saint-Omer
Iets hoger dan de kathedraal zijn er de ruïnes van de motte comtale.
Het huidige gebouw dateert van vorige eeuw, maar geeft nog wel het terreinbeslag van het kasteeltje weer en de aarden heuvel werd behouden.
Deze heuvel steekt 6 tot 10 meter boven het landschap uit en heeft de vorm van een afgekapte piramide met afgeronde hoeken. Aan de bovenkant meet het platform aan elke kant 40 meter. Het is een natuurlijke heuvel die verbreed werd.
De burcht werd opgericht door Boudewijn met de IJzeren Arm, eerste graaf van Vlaanderen, na de invasies van de Vikingen in het begin van de 9e eeuw; oorspronkelijk een houten kasteel. Rond het jaar duizend maakten zijn opvolgers er het kasteel van Saint-Omer: een stenen donjon, omgeven door een beschermende stenen muur.
Al in de twaalfde eeuw trokken de graven er weg: vanaf de 13e eeuw was dit type kasteel verouderd. Het kasteel blijft wel de residentie van de vazal van de graaf, tot het de gevangenis van het baljuwschap wordt.
In de 16e-17e eeuw wordt het omgebouwd tot een schietplatform voor kanonnen.
In 1762 werd op de top een militaire gevangenis gebouwd naar het model van een Vauban kazerne. Het bestaat uit 3 niveaus van cellen bediend door gangen, toegankelijk via een binnenplaats met hoge muren en afgesloten door een portaal. De gevangenis bleef in gebruik tot het einde van de 19e eeuw en heeft nu een culturele bestemming.
Stadspark
Boulevard Vauban, St-Omer
Van de hand van architect Guinoiseau (20e eeuw), gelegen in de grachten van de Vauban fortificaties.
Cisterciënzer abdijhoeve in het gehucht Cloquette
Ferme de l’Abbaye, 62500 Clairmarais, Frankrijk
In de moerassen ligt een kleine gemeente, Klaarmares (Clairmarais), gehucht Cloquette.
Daar werd in 1140 een cisterciënzer abdij werd opgericht door Diederik van de Elzas, de monniken kwamen van Clairvaux. Het werd een rijke en belangrijke abdij, Thomas Becket, aartsbisschop van Cantorbury, vond er in 1165 zijn toevlucht, als schuilplaats voor zijn belager, koning Henri II.
Arnoud, graaf van Guînes, stichtte hier in 1261 een klooster, gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Nazareth. De kloosterlingen verhuisden in 1457 echter naar Houtkerke en in 1468 naar Noordpene.
De Franse revolutie dwong de laatste abt, Omer de Schodt, om de abdij te verlaten op 29 augustus 1791. De gebouwen werden verkocht en de abdij werd volledig afgebroken (de ruïnes werden in 1946 ingeschreven als monument historique). De cisterciënzer abdijhoeve met duiventoren bleef bewaard. De gevel en het dak van een paviljoen uit 1777 werden in 1991 ingeschreven als monument historique.
Met de abdij verdween ook het belang van Clairmares: St Omer was enkel via de kanalen of over land met een omweg langs Arques te bereiken. Pas in 1862 wordt een rechtstreekse verbinding met St Omer aangelegd, door door het moeras. Nabij de abdijruïnes werd in 1873 een nieuwe kerk opgetrokken.
Clairmarais is nu het dorp waar je zowat overal een bootje kan instappen voor rondvaarten door de moerassen.
Maison du Marais
Avenue du Maréchal Joffre, 62500 St Martin-Lez-Tatinghem Saint-Omer + 33 (0)3 21 11 96 10
Het Maison du Marais heeft een toeristische maar ook educatieve roeping. Het opzet is om de geschiedenis van les marais te vertellen en het gereedschap en de techniek die gebruikt werden om de moerassen te ontginnen, te bewaren voor het nageslacht.
Deze moerassen werd droog gelegd door de monikken van de Abdij van Clairmarais en er werd turf gestoken. Sinds de 19e eeuw wordt er aan groententeelt gedaan, het laatste moeras in Frankrijk waar dat nog gebeurt: andere moerassen werden droog gelegd voor akkerbouw. Er worden meer dan 50 verschillende groenten gekweekt.
Er zijn boottochtjes met gids op “bacôve”, typische grote boten met platte bodem die vee en groenten vervoerden in de Marais Audomarois.
Naast het Musée staat een oude poldermolen, met de Archimedesschroef die het water naar boven pompt
http://www.maison-du-marais.fr/
La Coupole
Rue André Clabaux, 62570 Wizernes +33 (0)3 21 12 27 27 (vijf km ten zuiden van Saint-Omer).
Museum rond de geheime wapens van het Derde Rijk, de concentratiekampen, de bevrijding van Noord-Frankrijk, het dagelijks leven tijdens de WOII, het verzet, maar ook van de ontwikkeling van de ruimtevaart en van de mens op de maan enzovoort. Alle informatie wordt aangeboden in vier talen: Frans, Engels, Nederlands en Duits.
Vooral: bezoek van het onderaards complex, beschermd met een koepel van 71 meter doorsnede en vijf meter dik gewapend beton, gebouwd tijdens Wereldoorlog Twee voor de opslag en het lanceerklaar maken van 50 V2 raketten per 24 uur.
Het nog zichtbare bouwwerk (de koepel, de onderaardse ruimtes en de muren van de zaal voor het lanceerklaar maken) werd in negen maanden gebouwd. De bouw begon in oktober 1943 en er werd dag en nacht gewerkt door gemiddeld 1300 arbeiders: 60% Duitsers aangevuld met jonge Fransen en Russische krijgsgevangenen, bewaakt door Belgen collaborateurs (in dienst van Organisation Todt).
In de zaal voor het lanceerklaar maken – achthoekig, 41 m breed en 25 m hoog – zouden de raketten horizontaal binnenkomen en dan in twee parallelle gangen met 14 tegelijkertijd verticaal op wagentjes geplaatst, afgesteld en van brandstof worden voorzien. De raketten zouden vervolgens naar buiten worden gereden in de steengroeve, via twee lanceersporen, Gustav en Gretchen genaamd.
Toch slaagden de Duitsers er nooit in een V2 vanuit de basis te lanceren. De RAF voerde herhaalde luchtaanvallen uit tijdens de bouw van La Coupole. Er werden meer dan 3000 ton bommen werden gedropt, tweemaal zelf een Tallboy, een bom van meer dan 5 ton.
https://www.lacoupole-france.com/
Horeca
La Ducasse
33 Place de la Ghière, Saint-Omer +33 3 91 92 33 08
Het oudste huis van Haut-Pont. De patron, Jean-Louis Barbier, durft klanten een relook te geven in zijn retro kapsalon. Altijd feest.