De Kleine Mote

Je winkelwagen

Inhoud-Content-Contenu

Geschiedenis van Graafschap Vlaanderen

Vijf eeuwen lang zetten de Lage Landen de toon van de ontluikende westerse beschaving,

Het graafschap Vlaanderen vanaf 1200, Brabant vanaf 1400 en Holland vanaf 1600. Pas bij het begin van de 18de eeuw neemt Engeland die rol over.

De geschiedenis van Vlaanderen is een geschiedenis van conflicten en machtsstrijd tussen koning-leenheer en graaf-leenman, tussen de graaf en steden, tussen patriciërs en het plebs.

Getekend door de lange strijd voor de Franse troon tussen Franse en Engelse pretendenten, door de lange strijd van de katholieke Spaanse koningen tegen een protestantse republiek, door de lange strijd van de Spaanse en de Oostenrijkse Habsburgers met de Franse koningen.

Romeinse tijd ( – 476)

De naam Vlaanderen dook voor het eerst op in 358, toen de Franken de Vlaanderengouw of pagus Flandrensis van de Romeinen onder hun beheer kregen. Het gebied strekte zich uit over Brugge tussen de IJzer en het Zwin.

Rond het jaar 420 zijn de Salische Franken onder leiding van hun koning Pharamond de regio binnengevallen. Zijn opvolgers Clodion, Meroveus, Childerik en Clovis zullen uiteindelijk de ooit zo machtige Romeinen helemaal uit onze contreien verdrijven.

Het West-Romeinse Rijk valt definitief in 476, het begin van de Middeleeuwen.

Vroege of donkere Middeleeuwen (476 – 900)

De vroege middeleeuwen werden gekenmerkt door toenemende barbarisering en verschillende invasies.

De periode 536-541 was buitengewoon catastrofaal met hongersnood nadat een IJslandse vulkaanuitbarsting de zon gedurende 18 maand versluierde en met de Pest van Justinianus die een kwart van de bevolking wegveegde.

De braakliggende akkers raakten weer bebost. Er trekken roversbenden rond, de bevolking van West-Europa loopt sterk terug en hele streken raakten ontvolkt.

De centrale macht bestaat niet langer.

Er ontwikkelt zich een leenstelsel, de feitelijke macht komt in handen van lokale leenmannen.

De Frans-Duitse grens, oorzaak van de eeuwenlange twist en vele oorlogen, ontstaat.

Kroon-Vlaanderen behoorde tot het West-Frankische rijk. Antwerpen, Brabant en Limburg zouden tot 1549 deel blijven uitmaken van het Oost-Frankische Rijk, dat in de tiende eeuw de naam Duitse Keizerrijk of Heilige Roomse Rijk zou krijgen.

De grote volksverhuizing

Ontstaan van feodaliteit

Belang van kloosters in vroege en volle middeleeuwen

Ontstaan van de Frans / Duitse grens

Ontstaan van het graafschap Kroon-Vlaanderen

Woudmeesters: feiten en legende

Boudewijn met de IJzeren arm, eerste graaf van Vlaanderen en Judith

Boudewijn II (865-918), grondlegger van de Vlaamse macht

[_collapse_level2 view=”link” color=”#0f16d6″ icon=”arrow” expand_text=”toon meer ..” collapse_text=”minder …” ]

Boudewijn II (zoon van Boudewijn met de IJzeren arm) volgde zijn vader op in de grafelijke functie maar handelde in praktijk volledig autonoom. Hij legt de basis voor de latere rijkdom van de graven van Vlaanderen.

In 879 sterft Boudewijn I, zijn zoon is nog geen 15 jaar oud en de vikings komen naar Vlaanderen. De Gentse St Baafsabdij -met naam en faam in het hele Karolingische rijk- wordt geplunderd; de vikings slaan er zelfs hun winterkamp op.

Maar de jonge graaf toont weerbaarheid. Hij verdedigde zijn grondgebied tegen de Vikings door ringwalburchten aan te leggen. Na de aftocht van die Vikingen legt hij de hand op het volledige gebied tussen de Noordzee en de Schelde.

Hij oefende de grafelijke bevoegdheden uit in eigen naam en eigende zich in zijn machtsgebied de koninklijke prerogatieven (banrecht en wildernisregaal) toe; hij usurpeerde de koninklijke domeinen en talrijke goederen van abdijen en kerken die onder de koninklijke bescherming stonden.

Het bannum was het recht van de vorst om te bevelen, te verbieden en te straffen. Dat betekende rechtspreken, belasting heffen en dwingend hand- en spandiensten opleggen in het hele machtsgebied.

Het wildernisregaal was het koninklijke recht op de heerloze en niet in cultuur gebrachte gronden (duinen, schorren, veengronden, bossen, heiden).

Hij maakt daarbij handig gebruik van het machtsvacuüm dat in het noorden van het West-Frankische rijk ontstaan was ten gevolge van de grote Noormanneninval van 879-883, alsook van de algehele verzwakking van de koninklijke macht in dit desintegrerende rijk.

[/bg_collapse_level2]

Belang van de kuststreek

Hoge of volle middeleeuwen (900 – 1250)

Na het uiteenvallen van het rijk van Karel de Grote eindigen de vroege middeleeuwen en de Karolingische renaissance.

De start is moeilijk, de 10de eeuw was de ijzeren eeuw: het Karolingische Rijk viel uiteen, men kreeg de laatste invallen van de Vikingen te verduren en het jaar 1000 werd gevreesd als het einde der tijden. In de kerkgeschiedenis geldt deze periode ook als een duistere eeuw of saeculum obscurum gezien het morele verval van de Kerk. Maar de welvaart komt terug.

Maar de volksverhuizingen en invasies eindigen en West-Europa werkt zich langzaam uit het barbarendom omhoog.

Leenrechten worden erfelijk; het ontstaan van seigneuries banales en de godsvredebeweging brengt grotere veiligheid; aandacht verschuift naar het midden-oosten met de kruistochten en de reconquista; de landbouwproductiviteit neemt toe en er ontstaan sterke steden.

Het graafschap Vlaanderen groeit en bloeit, in die mate dat de relatie leenheer (Franse koning) en leenman (Vlaamse graaf) verzuurt.

Terugkeer van de welvaart in de 11de eeuw

Evolutie naar erfelijke feodaliteit

Banale (r)evolutie

Kruistochten en reconquista

Stedelijke privileges, Keure

Expansie van Vlaanderen

Bloei van Vlaanderen: wol – laken – turf

Relatie Franse koning – Vlaamse graaf

Periode tot en met Karel de Goede

Willem Clito (1102 – 1128)

Koning Filips Augustus van Frankrijk, hersteller van de koninklijke macht (1165 – 1223)

Late middeleeuwen: 1250 tot 1500.

De kennis meegebracht uit de kruistochten en opgedaan in de strijd tegen Arabische invallen in Spanje brengt een langzame overgang naar de nieuwe tijd.

Periode gekenmerkt door een toenemende verstedelijking, zware economische crises en het afbrokkelen van het feodaal systeem, en daarmee ook van de macht van de adel. Er werd een begin gemaakt met de vestiging van een sterk centraal gezag.

De 14de eeuw is Vlaanderen’s zwartste periode. Drie van de vier ruiters van de apocalyps, die toestemming kregen om dood en verderf te zaaien door middel van het zwaard, hongersnood, dodelijke ziekten en wilde dieren, sloegen toe in Vlaanderen:

  • een periode van verwoestende hongersnood door mislukte oogsten, te wijten aan een mondiale vulkanische klimaatcrisis (1315-1316)
  • een pestepidemie (1349) die een derde van de bevolking trof.
  • een periode van voortdurende oorlogen
    • conflicten tussen de Engelse en Franse koningen,
    • conflicten tussen Koning en Graaf,
    • conflicten tussen de Vlaamse steden onderling,
    • conflicten tussen tussen de patriciërs en het plebs.

De 15de eeuw is de eeuw van de ontdekkingsreizigers (Amerigo Vespucci, Christoffel Columbus, Ferdinand Magalhães, Francisco Pizarro, Vasco da Gama,…) en de eeuw van de opkomst van van het humanisme en de renaissance, gestimuleerd door de uitvinding van de boekdrukkunst met losse loden letters (in 1439 door Johannes Gutenberg).

Klassiek wordt de val van Constantinopel (Pinksteren 29 mei 1453, verovering door de Ottomanen) gezien als het einde van de middeleeuwen. Maar er waren meerdere historisch en politiek markante cesuren:

  • in Spanje neemt het katholieke koningspaar, Ferdinand II van Aragón en Isabella I van Castilië, op 2 januari 1492 de sleutels van de stad Granada in ontvangst van emir Abu Abdallah. Hiermee was de reconquista voltooid;
  • in Amerika wordt de eerste reis van Christoffel Columbus en Columbusdag op 12 oktober 1492 gezien als het einde van de middeleeuwen;
  • 1517 is het begin van de reformatie, het schisma binnen het westerse christendom, dat ingezet werd door Maarten Luther, Johannes Calvijn en andere vroege protestanten.

De 14de eeuw, Vlaanderens’ slechtste periode.

De Honderdjarige oorlog (1337-1453)

Hongersnood

De landbouwproductiviteit stagneert al rond 1150 terwijl de bevolking blijft toenemen.

In de 14de eeuw komt een einde aan het zogenoemde ‘Medieval Climate Optimum’: de warme periode die haar hoogtepunt kende van de 10de tot de 13de eeuw. De eeuwen daarna koelde het klimaat gestaag af, tot een ‘Kleine IJstijd’ bereikt werd die zijn dieptepunt kende in de 17de eeuw.

In 1315 kwam de Nieuw-Zeelandse vulkaan Tarawera tot uitbarsting en stoot zodanig veel fijnstof de stratosfeer in, dat de energetische kracht van de zon wereldwijd terugliep. Er volgt een abrupte koudegolf die zich jarenlang over de hele planeet manifesteert.

Europa kent een serie uitzonderlijk barre winters en kletsnatte, kille zomers. Tijdens de zomers van 1315 en 1316 viel er zodanig veel regen dat de rivieren buiten hun oevers traden. Het weinige graan dat kon ontkiemen, rotte op het veld weg voor het kon rijpen.

In 1315-17 komt de eerste hongersnood. Een hongersnood van Bijbelse omvang. De ramp strekte zich uit van Ierland tot in Rusland. In ­Ieper verhongerden in 1316 liefst 2.794 mensen, meer dan 10 procent van alle inwoners. Zij werden op kosten van de stad in een anoniem massagraf geworpen. In de woorden van Jan Van Boendale: ‘Dat ghecarm ende gheween dat men hoerde van den armen, mochte enen steene ontfermen’.

Er volgen nog hongerjaren: in Frankrijk 1330–1334, 1349–1351, 1358–1360, 1371, 1374–1375 en 1390; in Engeland 1321, 1351 en 1369.

Pest

De bevolking verzwakt en in 1347-54 kost de grote pestepidemie ongeveer één op drie Europeanen het leven, het was de eerste uitbraak van de ziekte sinds de achtste eeuw. Het aantal doden wordt geraamd op 75 miljoen (wereldwijd) waarvan 25 miljoen in Europa. Eigentijdse bronnen spreken over sterftecijfers tussen de 20 en 100%.

Zowel de bevolking als de economische productie verminderde sterk. De welvaart in de steden was aangetast en hele streken raken opnieuw ontvolkt. Na de pandemie van 1347-1353 dook de pest enkele jaren later in verschillende gebieden in Europa weer op, maar eerder als een endemische ziekte.

Onrust in Vlaanderen & Brabant

Vorsten willen centraliseren maar steden willen hun privileges behouden; patriciërs besturen de stad maar de nieuwe poorters (nering en ambachten; ondernemers, middenstanders, geschoolde en ongeschoolde arbeiders) eisen inspraak; burgers verzetten zich tegen de hoge belastingen die dienen om oorlogen te voeren, oorlogen die zeer schadelijk zijn voor de lakennijverheid.

De Bourgondische periode 1384 – 1482

De Bourgondische periode begint bij het overlijden van Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, in 1384. Zijn enige dochter en erfgename, Margaretha van Male was op 19 juni 1369 gehuwd in de kerk van de Gentse Sint-Baafsabdij met Filips de Stoute.

Filips de Stoute (1342 – 1404)

Filips was de  jongste zoon van de Franse koning Jan II van wie hij, als bedanking voor zijn heldhaftigheid in de Slag bij Poitiers (de tweede van de drie grote overwinningen voor Engeland in de Honderdjarige Oorlog), het hertogdom Bourgondië kreeg.

Door het huwelijk werd de hertog van Bourgondië ook graaf-gemaal van van Vlaanderen, Artois en het vrijgraafschap Bourgondië. De machtigste vorst van de christenheid. Een machtige bufferstaat tussen Frankrijk en het Heilig Roomse Rijk.

In 1385 huwden zijn twee kinderen met de twee kinderen Albrecht van Beieren, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen. In 1390 overtuigde hij de kinderloze hertogin Johanna van Brabant om het hertogdom Brabant en Limburg af te staan aan haar nicht (en Filips echtgenote) Margaretha van Male. In 1390 kocht hij ook nog het graafschap Charolais.

Toen zijn broer, de Franse koning Karel V in 1380 overleed en opgevolgd werd door zijn minderjarige zoontje Karel VI, was Filips tot 1388 de leidende figuur in de voogdijraad die het bestuur over Frankrijk uitoefende. Van deze bevoorrechte positie maakte Filips gebruik om het Franse leger in te zetten om de Eerste Gentse opstand tegen zijn schoonvader graaf Lodewijk van Male neer te slaan (Slag bij Westrozebeke, 1382) en op die manier zijn Vlaamse erfenis veilig te stellen, zonder dat het hem een cent kostte.

Toen zijn neef Karel VI in 1392 ten prooi viel aan een geestesziekte nam Filips de Stoute opnieuw het regentschap over Frankrijk op zich. Filips speelde een hoofdrol in de Franse kroonraad. Hij was landsheer van zo veel gebieden dat hij zonder concurrentie de eerste pair aan het Franse hof was.

Intussen zorgde hij er voor, in zijn hoedanigheid van graaf van Vlaanderen, dat hij Engeland, dat nog altijd met Frankrijk in de Honderdjarige Oorlog verwikkeld was, niet al te zeer van zich vervreemdde.  Vlaanderen was met zijn wolproductie economisch erg afhankelijk van Engeland. In 1396 wist Filips een overeenkomst te sluiten waarbij vrij handelsverkeer tussen Engeland en Vlaanderen werd toegestaan.

Filips de Stoute

Filips de Stoute liet de plaatselijke bestuursinstellingen bestaan – dit tot grote vreugde van de Vlaamse steden – maar maakte ze ondergeschikt aan centrale regeringsorganen. In 1385 benoemde hij voor het dagelijks bestuur over zijn gebieden een kanselier die werd bijgestaan door een hofraad. In 1386 richtte hij in Rijsel (voor de noordelijke gebieden) en in Dijon (voor de zuidelijke gebieden) een Rekenkamer in voor de financiële administratie, evenals een Raadkamer, een soort hof van beroep dat vonnissen van de plaatselijke rechtbanken kon vernietigen.

Jan zonder Vrees

Zijn zoon, Jan zonder Vrees, had die concurrentie wel. Hij was slechts de neef van Karel VI van Frankrijk. Bovendien kende de koning vanaf 1392 periodieke aanvallen van krankzinnigheid waardoor zijn hof was uitgegroeid tot een plaats van intriges tussen de prinsen.

Jan zonder Vrees

Jan had de koninklijke financiën nodig om zijn prinsdom te consolideren en verder uit te bouwen. Zijn belangen botsten met die van zijn neef, Lodewijk I hertog van Orléans, de jongere broer van de koning. Hij liet die ombrengen wat leidde tot een burgeroorlog en uiteindelijk de moord op Jan.

Filips de Goede

Zijn zoon, hertog Filips de Goede realiseerde een indrukwekkende expansie van zijn rijk naar het noordoosten (graafschap Namen (1429), de hertogdommen Brabant en Limburg (1430), de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen (1433) alsook het hertogdom Luxemburg (1451). Hij maakte handig gebruik van de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk maar vermeed direct deel te nemen aan het conflict.

Filips de Goede

Filips de Goede startte met een centraal bestuur voor alle Nederlandse gewesten en met een centrale vaststelling en inning van belastingen. Om dit centrale overleg mogelijk te maken, stelde Filips de eerste Staten-Generaal in. Dit vormde de basis voor de Nederlanden als land (als groter geheel dan alleen de afzonderlijke gewesten) met gezamenlijke belangen tegenover één enkele vorst.

Die centralisatie botste op weerstand. De Brugse opstand van de ambachten in 1436-1438 werd hard neergeslagen. De Gentse Opstand (uitgebroken in 1449 naar aanleiding van een voorstel tot rechtstreekse hertogelijke belastingheffing op het zout) werd in 1453 werd neergeslagen, de Gentse stadsmilitie leed een vernietigende nederlaag tijdens de Slag bij Gavere (16.000 tot 20.000 sterven in de slag).

Het economische zwaartepunt van het Bourgondische rijk ligt in de Lage Landen. Bijna alle belangrijke staatszaken van de rondreizende hofraad worden aldaar beslist.

Filips wordt opgevolgd door zijn zoon, Karel de Stoute.

Karel de Stoute

Karel was een verwoed en roekeloos krijgsheer, bijna constant was hij bezig met oorlogen in buurlanden of het (wreedaardig) neerslaan van opstandige vazallen. Hij breidde de Bourgondische Nederlanden uit naar het oosten.

Om de twee verschillende delen van het rijk te verbinden keek hij reikhalzend uit naar de Elzas en Lotharingen. Hij ambieerde een rijk dat zich uitstrekte van de Noordzee tot de Middellandse Zee, gebaseerd op het oude koninkrijk van Lotharius en kwam op die manier in conflict met de Habsburgers en het Heilige Roomse Rijk.

Zijn doel om door keizer Frederik III tot koning van Lotharingen gekroond te worden (een titel die in 900 werd afgeschaft), mislukt: de keizer bedacht zich de nacht voor de kroning en ontvluchtte Trier per schip over de Moezel, zodat Karel zijn onverwachte vertrek niet tijdig opmerkte.

In 1475, tijdens onderhandelingen met keizer Frederik III, plant hij wel het huwelijk van zijn dochter Maria met diens zoon Maximiliaan.

Ondertussen heeft de Franse koning Lodewijk XI de Honderdjarige Oorlog tegen Engeland succesrijk beëindigd. Die wil nu de aan Bourgondië verloren gebieden opnieuw in te lijven. Daartoe ondersteunt hij elke vorm van verzet tegen Karel de Stoute. Die diplomatie wierp zijn vruchten af als Karel de Stoute sneuvelt bij Nancy, in een veldslag René II, hertog van Lotharingen. De start van de Bourgondische Successieoorlog (1477 tot 1482) met als inzet de verdeling van de Bourgondische erflanden tussen Frankrijk en het huis Habsburg.

Karel de Stoute

Habsburgse periode

De Habsburgse periode begint bij het overlijden van Maria van Bourgondië in 1482, als ze wordt opgevolgd door haar zoon Filips de Schone. De Lage Landen worden nu geregeerd door vorsten uit het huis Habsburg, tot 1581 voor de Noordelijke Nederlanden en tot 1795 voor de Zuidelijke.

Crisis in het Bourgondische rijk

Het Bourgondische rijk kwam in crisis door de plotse dood van Karel de Stoute in 1477 bij Nancy. Maria van Bourgondië moest op bijna 20-jarige leeftijd, als enig kind, na het onverwachte overlijden van haar vader, het bewind in zijn erflanden overnemen.

De Franse koning Lodewijk XI trachtte alle Bourgondische lenen in te palmen: zijn legers bezetten het kernland van Bourgondië, Franche-Comté en Charolais, en rukten op in Picardië en Artesië. De Somme-steden openden de poorten voor het oprukkend leger, Artesië bood hardnekkige weerstand en bleef een twistappel.

Maximiliaan van Oostenrijk (een Habsburger met wie Maria van Bourgondië in 1477 huwde om de Franse koning te kunnen weerstaan) bekampte de Franse koning tot in 1493 toen de Vrede van Senlis eindelijk een einde bracht aan de onenigheid: Artesië kwam weer onder Habsburgs-Bourgondisch bewind, de Franse koning bleef de leenheer.

Filips de Schone (zoon van Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk) maakte nog geruime tijd aanspraak op het hertogdom Bourgondië maar uiteindelijk deed hij in 1498 afstand (Verdrag van Parijs); Bourgondië zelf bleef in naam nog voortbestaan maar werd gereduceerd tot de oude Franse provincie.

[/bg_collapse_level2]

Vroegmoderne tijd (ancien régime): 1500 tot 1800

Het tijdperk van de Europese godsdienstoorlogen, van de Europese kolonisatie, van groeiend centraal gezag en ontstaan van de nationale staten.

Tijdens de vroegmoderne tijd begonnen twee maatschappelijke ‘revoluties’: de wetenschappelijke revolutie en de industriële revolutie.

Humanistisch mensbeeld

Wetenschappelijke ontdekkingen en ontdekkingsreizen lieten zien dat het middeleeuwse wereldbeeld niet klopte. Dit stelde het middeleeuwse wereldbeeld dat op autoriteit berustte en gekenmerkt was door een onveranderlijke sociale orde met de koning als de vertegenwoordiger van God op aarde, in vraag.

Het humanisme is emancipatie, het ziet alle mensen als gelijkwaardig met het vermogen van waarnemen en denken. Dat vermogen van redelijkheid, maakt de mens zelfstandig, onafhankelijk en vrij.

Filips de Schone & Karel V (1482 tot 1556).

Het leenheerschap van de Franse koning zat de Habsburgers niet lekker. Na de vroegtijdige dood van Filips de Schone (zoon van Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk) werd zijn zuster Margaretha van Oostenrijk voogdes voor de jonge Karel V. Zij trachtte te voorkomen dat Karel zijn knie moest buigen voor de Franse koning: als graaf van Vlaanderen moest Karel, zelf later keizer van het Heilige Roomse Rijk, immers een eed van trouw zweren aan de Franse koning om die bij te staan in de strijd tegen… zichzelf. Er ontstond opnieuw een conflict tussen de Franse koning en de Habsburgers.

Pas in 1526 ontsloeg de Franse koning eindelijk Karel V van de verplichting tot leenhulde voor Artesië en Vlaanderen. Hoewel pas in 1559 de grens tussen Frankrijk en het keizerrijk – voornamelijk op papier – werd verlegd, werd Artesië omgevormd tot een provincie van de Habsburgse Nederlanden en kreeg het nieuwe structuren zoals de Staten van Artesië, de Raad van Artesië en een nieuw belastingsysteem.

Spaanse periode (vanaf 1556).

De Spaanse periode werd getekend door de Tachtigjarige oorlog (1568-1648). De Beeldenstorm liep uit op een lange strijd tussen de Habsburgers en de Orangisten (met de Fransen in steun) die leidde tot de splitsing van de Zeventien Provinciën en eindigt met de onafhankelijkheid van de Zeven Verenigde provinciën.

Artesië speelde een belangrijke rol in de Tachtigjarige Oorlog: samen met Henegouwen nam Artesië het initiatief tot de zuidelijke Unie van Atrecht (1579) hoewel de Vlaamse en Brabantse steden de kant van de noordelijke Unie van Utrecht kozen. De scheuring van de Nederlanden was begonnen, met een noordelijk deel dat streefde naar onafhankelijkheid van de Spaanse koning en een zuidelijk deel dat bij het Spaanse rijk wilde blijven.

Artesië bleef tijdens de Tachtigjarige Oorlog lang in Spaanse handen maar werd aan het eind op het Leger van Vlaanderen (de “Spanjaarden”) veroverd door de Fransen, die hierbij vanwege de anti-Spaanse sympathieën in de provincie weinig weerstand ondervonden.

Bij de Vrede van de Pyreneeën (bestand tussen koning van Spanje en koning van Frankrijk om een einde te maken aan de conflicten die voortvloeiden uit de Dertigjarige Oorlog) in 1659 werd Artesië definitief aan Frankrijk toegewezen. De provinciale structuren uit de Habsburgse tijd bleven behouden en werden bevestigd door Lodewijk XIV, wat Artesië een relatief gunstige situatie binnen het Franse koninkrijk opleverde.

De provincie Artesië werd aan het einde van de 18e eeuw opgeheven bij de administratieve hervormingen ten tijde van de Franse Revolutie en ging op in het departement Pas-de-Calais.

… wordt vervolgd…

Moderne tijd: 1800 –

… wordt vervolgd…

… wordt vervolgd…