Ieper (stad)
Toeristische Dienst, Lakenhallen – Grote Markt 34, 8900 Ieper +32 57 239 220 toerisme@ieper.be
Geschiedenis
Oude vermeldingen van Ieper gaan terug tot de 11de eeuw. Rond 1170 werden door Filips van de Elzas stadsrechten toegekend.
De stad heeft een verleden van verwoestingen. De oorlogen van de Spaanse tijd en van Lodewijk XIV hadden de stad al getekend maar de verwoestingen van WO1 waren dramatisch.
Keure
In de vroege middeleeuwen was het volk ‘horig’, lijfeigenen geketend aan de grond en onderworpen aan de wil van de landvorst.
Vanaf einde 11de eeuw verleenden vooruitziende vorsten – om de economische ontwikkeling te bevorderen – aan steden een ‘keure’ of ‘vrihede’.
Met de Grote Keure van Filips van de Elzas (rond 1170) kreeg ook Ieper het uniform stadsrecht gebaseerd op dat van Atrecht.
Lakenindustrie – opkomst, bloei en verval
Opkomst 11de eeuw
Schapen, zeehaven, turf, tempeliers zijn factoren die Ieper in de Middeleeuwen groot maken.
Dankzij de wol geleverd door de talrijke schaapshoeven in de buurt van Diksmuide en Veurne en de zeehaven Diksmuide, groeide Ieper in de elfde eeuw in amper een paar decennia uit van een grafelijk domeincentrum tot een handels- en textielstad waarvan de producten al omstreeks 1130 te koop werden aangeboden tot in het Russische Novgorod.
In 1127 was Ieper reeds het centrum van een gerenommeerde jaarmarkt die zelfs door Italiaanse kooplieden werd bezocht.
Diksmuide fungeerde als voorhaven van het zich snel ontwikkelende Ieper. Dat was toen de enige haven in Vlaanderen die gemakkelijk voor grotere zeeschepen bereikbaar was (de IJzer was na de stormvloeden van 1014 en 1042 een zeearm geworden terwijl Brugge, door de verzanding van de grote geul tussen Zeebrugge en Blankenberge, vanaf circa 1050 niet langer rechtstreekse toegang tot de zee had). Die toegankelijkheid was een absolute noodzaak, niet alleen om de afgewerkte producten vlot te kunnen exporteren, maar vanaf 1100 meer en meer ook om Engelse wol als grondstof te importeren.
Om Ieper met Diksmuide te verbinden werd het riviertje Iepere (dat via Oostende en Brugge naar zee stroomde) vanaf de 11de eeuw door kanalisering op de middenloop met de IJzer verbonden: de Ieperleet (leet betekent “aangelegd, aangepast”, de eind-t viel later weg).
Vanaf 1163 neemt Nieuwpoort de functie van Ieperse voorhaven over. Toen stichtte graaf Filips van de Elzas twee havensteden Nieuwpoort (wat zoveel als ‘nieuwe haven’ betekent), één aan de IJzermond (bedoeld als voorhaven van Ieper ipv Diksmuide) en één aan de monding van de Aa (later Grevelingen genoemd, bedoeld als voorhaven van Sint-Omaars). In 1180 volgde Damme, als voorhaven van Brugge, met rechtstreekse uitweg naar de Noordzee via het Zwin.
Vanaf de 12e eeuw werd, ten gevolge van het geleidelijk verdwijnen van de schorren en schaapsweiden, de inlandse wol minder belangrijk t.o.v. de invoer van Engelse wol.
Toen bleek de zware poldergrond uitstekend geschikt voor het verbouwen van meekrap, een verfplant die gebruikt werd om lakens rood te verven. Verder was er nog de turf, afkomstig van de veen- of moergronden, die de stad op grote schaal als energiebron kon aanwenden, en dit zowel voor huiselijk als voor industrieel gebruik.
En wanneer de Tempelorde in de 12de eeuw groeit en zich organiseert in provincies en baljuwschappen, wordt Ieper het belangrijkste centrum van de orde in het baljuwschap Vlaanderen.
Bloei – 13de eeuw
Dankzij de lakenindustrie kende Ieper zo in de 13e eeuw zijn bloeiperiode , het was (na Gent en Brugge) de derde stad van Vlaanderen. een echte grootstad. In die periode werd de Lakenhalle met belfort gebouwd, net als het Vleeshuis en verschillende patriciërshuizen.
Verval – 14 en 15de eeuw
In de 14e eeuw kende Vlaanderen enkele handelsconflicten met Engeland en kwam de lakennijverheid in moeilijkheden.
In 1379 brak de “Tweede Gentse Opstand” uit, de strijd van de Gentse burgerij met de Engelsen als bondgenoot tegen de centralistische macht van Franse koning en Vlaamse graaf, met op de achtergrond de Honderdjarige oorlog.
Ieper was trouw aan koning en graaf en kreeg één van de zwaarste slagen te verduren kreeg in zijn hele geschiedenis: het beleg door Engelse en Gentse troepen in 1383. Ieper hield stand maar herstelde nooit echt van het beleg.
Context ‘Beleg van Ieper’
Geen waterweg naar Schelde- en Leiebekken.
Ieper had, via de Ieperlee en de IJzer toegang tot de Noordzee maar miste een gemakkelijke toegang tot de Leie. Over de zee naar de Schelde was een lange en gevaarlijke omweg.
In de 11de en 12de eeuw werden de goederen over land naar Mesen gebracht om daar via de Douve de Leie en Schelde te bereiken.
Tijdens de 12de-13de eeuw werd Komen de Iepers Leiehaven: het was de kortste landverbinding met de Leie en er werd het minst hinder ondervonden van het heuvellandschap. Later werd dit Waasten.
Maar toen, in de 15de eeuw, de stedelijke textielindustrie instortte kon Ieper niet concurreren met Gent om te profiteren van de transit-handel tussen Brugge (onbetwistbaar handelsknooppunt tussen Noordwest-Europa en de Middellandse Zee) en de regio’s die via de Leie te bereiken waren (Henegouwen, Rijsels Vlaanderen en Artesië). Zonder een rechtstreekse aansluiting op de Leie was de stad veroordeeld om vanaf de late middeleeuwen te vegeteren als regionaal centrum.
Met de scheiding tussen de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden op het einde van de 16de eeuw voorzagen de aartshertogen Albrecht en Isabella in een groot programma met als doel de Vlaamse havens te herstellen en het achterliggende waterwegennet te ontwikkelen maar inmiddels werd dit kanalennet door Brugge en Gent beheerst en Ieper verkreeg enkel het (opnieuw) kanaliseren van het stuk Ieper-IJzer (vanaf 1636, verbinding met Nieuwpoort).
De plannen voor de aanleg van een kanaal Ieper – Komen werden opgeborgen, gezien de hoge kosten. Toch bleef de middeleeuwse droom van goede verbindingen met de zee en met de Leie levendig. In de 18de en 19de eeuw volgden meerdere projecten maar het zou nog tot 1859 duren vooraleer de Ieperse volksvertegenwoordiger Alphonse Vandenpeereboom de goedkeuring van een kanaalontwerp Ieper-Leie kon afdwingen. Maar dat werd een falikante onderneming.
Godshuizen
Het economisch verval zette zich verder door in de 15de en 16de eeuw, de stedelijke textielindustrie stortte in. Er ontstonden verschillende liefdadigheidsinstellingen ten behoeve van de armen en werklozen, zoals het Sint-Catharinagodshuis, het Sint-Jansgodshuis, het Bellegodshuis en het Sint-Thomasgasthuis buiten de stad.
Calvinisme
Het calvinisme in en om Ieper kende een groeiende aanhang en in 1566 brak in de regio de Beeldenstorm uit, met de Ieperse hagenpreker Sebastiaan Matte en de Ieperse augustijnermonnik Jakob de Buysere (De Buzere), als voornaamste aanstokers.
Net als in Brussel, Gent, Brugge, Mechelen en Antwerpen grepen de calvinisten er even de macht (in 1578 werd de stadsmagistraat vervangen door revolutionaire republikeinen, voornamelijk calvinisten) maar de ‘Ieperse republiek’ eindigde toen Farnese in 1584 de stad innam. De protestanten kregen een vrije aftocht en veel Ieperlingen trokken naar het noorden.
Vestingingstad
In de tweede helft van de 17de eeuw werd Ieper een Franse vestigingsstad, deel van Vauban’s Pré Carré.
WO1
Ieper was in 1914 een onbelangrijk provinciestadje, zonder enig strategisch belang. En toch werd het een brandpunt in de Eerste Wereldoorlog, en wel omwille van de heuvels rond de stad.
Ieperboog
De heuvels van Zonnebeke tot de Kemmelberg bleken geschikt om de Duitse opmars tegen te houden (en omgekeerd, zoals de Slag bij Passendale in 1917 zou aantonen).
Die heuvels vormden een gordel waar bijna vier jaar lang een reeks gevechten plaats vonden die gegroepeerd worden in vier “Slagen rond Ieper”. Tijdens de volledige duur van de Eerste Wereldoorlog was de stad dus aan drie zijden omringd door Duitse troepen – de Britse verdedigers noemden deze boog in het front de Ypres Salient, de “Ieperboog”.
Ondanks die vier groots opgezette veldslagen die aan 500.000 soldaten het leven kostten, bleef Ieper uit handen van de Duitsers.
Totale verwoesting en wederopbouw
De stad bleef in Britse handen maar werd geheel verwoest.
Dit zijn luchtbeelden van Ieper uit 1919, dankzij AI ingekleurd en voorzien van hogere resolutie en framerate.
Na de oorlog werd de stad weer teruggebracht in de vooroorlogse staat, grotendeels met geld van de Duitse herstelbetalingen. De wederopbouw, onder leiding van architect Jules Coomans duurde meer dan veertig jaar.
Jules Coomans (1871-1937) werkte vanaf 1895 als stadsarchitect van Ieper. Al voor de Eerste Wereldoorlog bestudeerde en restaureerde hij er de monumenten. Zijn vooroorlogse bouwtekeningen zouden hem helpen bij de latere wederopbouw van het historische stadscentrum, met onder andere de Lakenhalle en de Sint-Maartenskerk.
Burgerbevolking
7 oktober 1914, de dag dat de Duitsers in Ieper waren
Stadswandelingen
Ieper – Stadswandeling 6,60 km vlak.
De stadswandelroute Ieper laat je kennismaken met de grootste blikvangers die de kattenstad te bieden heeft. Laat je meeslepen in het indrukwekkende verleden van de stad via de historische gebouwen die je langs het parcours passeert. Je ontdekt heel wat gezellige steegjes, pleintjes en de groene Vaubanvestingen. Via de brouwerij Kazematten en de Menenpoort eindig je op de Grote Markt waar je in de musea nog meer te weten komt over Ieper. Start aan de Lakenhalle, de route is bewegwijzerd met in de grond bevestigde klinknagels.
https://www.westtoer.be/sites/westtoer_2015/files/westtoer/doen/routes/stadswandelroute_ieper.pdf
Ieper – Vestingsroute 2.60 km vlak
De vestingen van Ieper zijn de best bewaarde van België. Hun verhaal begint in de elfde eeuw, toen de stad ontstond aan de oevers van de Ieperlee. Eerst waren de vestingen niet meer dan een aarden wal met grachten. Later kwamen er stenen muren en torens. Nog later groeiden ze uit tot een complex geheel van bastions, voorversterkingen, grachten en muren. Onthaalcentrum De Kazematten biedt ook een gratis tentoonstelling over tien eeuwen vestingen in Ieper. Start aan De Kazematten, Bollingstraat 1, 8900 Ieper, de route is bewegwijzerd.
De Verloren Sleutel
Oorlog is verlies. In de Westhoek is het verlies van honderdduizenden militairen heel zichtbaar. Om ook het verlies van de Ieperse burgerslachtoffers duurzaam in het herdenkingslandschap zichtbaar te maken,werd het project De Verloren Sleutel in het leven geroepen.
Her en der, verankerd op het voetpad, komen bronzen sleutels. Elke sleutel noemt één slachtoffer en voegt daar de sterfdatum en leeftijd aan toe.
Alsof die sleutels verloren, en per toeval daar terechtgekomen zijn. Als passant zie je er een liggen. Ineens. Je buigt voorover. Je wil hem oppakken maar dat gaat niet. Hij is verankerd in de stenen. Er staat een naam op. De naam van iemand die ooit op die plek woonde en door oorlogsgeweld uit het leven gerukt werd. Even verderop kom je nog meer sleutels tegen, bij elkaar gegroepeerd. De familienamen zijn op alle dezelfde.
Alle herdenkingssleutels die in de stad verspreid liggen, zijn op een digitaal stadsplan De Verloren Sleutel / la Clé Perdue aangeduid, mét telkens het verhaal achter de sleutel.
Battlefield 1914-1918 – Iepers Oorlogsverleden
Van donderdag 27 mei 2021 tot zondag 31 december 2023.
Een spel op smartphone om al wandelend binnen de stadsmuren het oorlogsverleden Ieper te leren kennen. Diverse check-points waar een vraag moet worden beantwoord en waar bevattelijke historische informatie met unieke foto’s, dagboekfragmenten en korte illustrerende uittreksels uit historische documenten wordt verstrekt.
Duur: gemiddeld 2,5 uur.
Met één voucher kun je spelen met je hele gezin. Kostprijs: €14.99
Ideaal om te combineren met een bezoek aan het In Flanders Fields Museum én het bijwonen van de Last Post: dit drieluik geeft je een complete onderdompeling in het oorlogsverleden van de stad.
Bezienswaardigheden
Westhoek jaren 50 VRT (Ieper)
https://ytcropper.com/cropped/hV5e7fd2f8e5612
De Grote Markt met middeleeuwse uitstraling
De Lakenhalle
Symbool van de rijkdom en handelspositie van Ieper.
De oorspronkelijke lakenhal werd gebouwd in neogotische stijl tussen ongeveer 1230 en 1304.
Architectuurgeschiedenis op wereldniveau. Het was, in de vroege dertiende eeuw, het grootste burgerlijk gebouw in de westerse wereld ten noorden van de Alpen. Enkel het Gentse Gravensteen (gebouwd rond 1180) komt in de buurt. De koninklijke paleizen in Parijs waren kleiner, de bouwwerken in Brugge zijn van latere datum en ook het Dogenpaleis van Venetië, het Palazzo Vecchio van Firenze en het Palazzo Pubblico in Siena zijn van minstens een halve eeuw later.
Ieper was in die tijd zeer beroemd en welvarend vanwege de goede kwaliteit van het laken, verkocht over heel Europa en het Midden Oosten. De hallen waren de verhandelingsplaats van laken. In elke deuropening onder aan het belfort werd het laken verkocht. Tegen de gevel staan kleine stalletjes, extra verkoopruimte voor handelaars die zich geen dure plaats in de hallen kunnen veroorloven.
Het gebouw werd tijdens de Eerste Wereldoorlog volledig vernield en later weer opgebouwd, een heel getrouwe reconstructie die pas in 1967 voltooid werd; tijdens de Tweede Wereldoorlog lagen de werken stil. Onderaan de lakenhallen zijn de originele stenen nog zichtbaar, deze zijn de grootste. Hoe meer men naar boven gaat, hoe kleiner de stenen worden.
Belfort
Symbool van de stedelijke autonomie.
Een belfort is een middeleeuwse wachttoren met een stormklok, gebruikt om vanuit dit hoog punt de wijde omgeving in de gaten te houden om bij onraad (vijand of brand) de klok te luiden. Dit type toren werd vaak op of aan een stadhuis of lakenhalle (vandaar: halletoren) gebouwd, meestal werden daar ook de stadsklokken gehangen en de Keure – waarborg van de stedelijke vrijheid – werd er bewaard.
Vanaf 1250 werd het 70 meter hoge belfort gebouwd op de Ieperse lakenhallen. Op de belforttoren komen twee uurwerken: onder het gewone uurwerk hangt, enkel aan de voorzijde, een astrologische klok (de ùmaanloper’). Deze geeft de tijd aan in twee reeksen van twaalf cijfers en geeft ook het opkomen, verloop en ondergaan van de zon en maan weer.
Ook dit gebouw werd tijdens de Eerste Wereldoorlog zwaar beschadigd. Zonder eigenlijk consensus wordt het hoofdelement in de periode 1928-1934 gestabiliseerd, gerestaureerd en heropgebouwd onder leiding van Jules Coomans met integratie van de behouden benedenbouw, de beschadigde overwelfde doorgang en de “Donkerpoort” (zie bouwnaden); navolging van het vooroorlogse uitzicht, vernieuwd parement en bekroning, symbolische dierenfiguren inbegrepen. Plechtige inhuldiging door Leopold III op 29 juli 1934.
Beiaard
In de toren van het belfort bevindt zich een beiaard met 49 klokken met een totaal gewicht van 11.892 kg. Ook deze klokken dateren van na de oorlog (27 klokken gemaakt door Marcel Michiels in 1934 en 22 klokken gemaakt door Petit & Fritsen in 1962). Om het uur speelt een automatisch spel het volledige Iepers Tuindaglied. Kwart voor en kwart na het uur speelt een korte versie, op het half uur een langere.
Beelden op voorgevel lakenhallen en belfort
In 1512 verschijnen er voor de eerste maal beelden op de voorgevel van de Lakenhallen: Vlaamse graven en gravinnen krijgen een muurschildering in de schepenzaal maar omdat daar geen plaats meer is, krijgen Maximiliaan van Oostenrijk en Philips de Schone een beeld op de façade. In het totaal worden er zo 12 heersers geplaatst. De beelden zijn beschilderd en verguld; houten tabernakels beschermen ze tegen de weerselementen.
Als de jonge Belgische natie op zoek gaat naar symbolen om het gedeelde verleden te illustreren, worden (vanaf 1840) de Ieperse Lakenhallen grondig gerestaureerd. Met enthousiasme: nu komen er 92 beeltenissen van beroemdheden uit de Ieperse geschiedenis op de gevel van de Lakenhallen.
Bij de restauratie na de Eerste Wereldoorlog blijft het beeldenprogramma uiteindelijk beperkt tot het Onze-Lieve-Vrouwebeeld (O.L.V. van Thuyne boven de donkerpoort), de beeltenis van het legendarische stichterspaar Boudewijn IX (alias Boudewijn I van Constantinopel) en Margareta van Champagne en de eigentijdse vorsten Albert I en Koningin Elisabeth (zuidwand belfort).
Het Nieuwerck
Symbool van de politieke macht van de elite over de eigen bevolking.
Aan de oostzijde van de Lakenhallen stond vroeger het Gulden Halleke, dat in 1360 in hout was opgetrokken.
Dit houten bouwwerk werd in 1618 afgebroken en vervangen door het Nieuwerck, een gebouw dat tot 1794 fungeerde als schepenhuis.
Het gebouw rust op een spitse bogenrij en heeft grote kruisramen en klassieke kerkramen. Dit zorgt ervoor dat het gebouw tamelijk gotisch aandoet, ware het niet van de versieringen in de boogvelden en aan de topgevels die duidelijk neigen naar de renaissance.
Van het Nieuwerck stonden, na de Eerste Wereldoorlog, enkel nog de zuilen. Pas begin jaren 50 werd het weer opgebouwd en het deed tot 2016 dienst als stadhuis met de raadszaal, de kabinetten van burgemeester, schepenen en stadssecretaris, en een aantal administratieve diensten. Nu wordt de voormalige raadszaal nog steeds gebruikt voor huwelijken en stedelijke vieringen.
Klein Stadhuis
Naast het Nieuwerck werd in 1623 ook een conciërgewoning in gelijkaardige stijl herbouwd.
Het Vleeshuis
Het Vleeshuis werd gebouwd om de verkopers van geslachte dieren de mogelijkheid te geven op een overdekte plaats handel te drijven.
De benedenverdieping is vroeggotisch, omstreeks 1275 opgetrokken en de bovenverdieping is laatgotische uit 1530, met twee trapgevels.
Beide gebouwen werden vernield tijdens WO I en gerestaureerd. Enkel de onderste verdiepingen van het Groot Vleeshuis zijn authentiek middeleeuws.
Kasselrijgebouw.
16de eeuws pand in renaissance stijl; verwoest en na WO1 op historisch verantwoorde wijze gereconstrueerd (met herstel van de drie rijen van zeven vensters in het hoge dak).
In de gevel waren zeven borstbeelden ingemetseld, ze stelden de zeven ‘planeten’ voor (de hemellichamen die met het blote oog konden worden waargenomen: Zon, Maan, Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus). Nu zit, boven de ramen van de eerste verdieping, een fries van zeven medaillons die de zeven hoofdzonden zinnebeelden (IJdelheid, Hebzucht, Lust, Afgunst, Gulzigheid, Luiheid, Gramschap), werk van de Gentse beeldhouwer Aloïs De Beule.
Oorspronkelijk zetelden de baljuw, schepenbank en raad van de Kasselrij Ieper in het Zaalhof, de vroegere grafelijke residentie. In de 15e eeuw verhuisde de administratie (ondervragingen, folteringen, opsluitingen en terechtstellingen vonden nog steeds plaats in het Zaalhof) naar het pand “de Wolf” aan de Grote Markt. In 1551 werd daar een nieuw gebouw opgericht.
Ook toen, aan het einde van het ancien régime, de kasselrijen werden opgeheven bleef het gebouw deels onderdak bieden aan de nieuw opgerichte rechtbanken (het ander deel werd uitgebaat als Hôtel de la Châtellenie). In 1884 kan het gebouw dan in handen van de cultuurvereniging “De Concorde”. Na WO I, vanaf 19 augustus 1921, zal het stadhuis er tijdelijk een onderkomen vinden tot het Nieuwerck in 1967 afgewerkt was. Sindsdien namen de rechtbank van koophandel, de jeugdrechtbank en het vredegerecht er hun intrek.
Galg
In 1562, in volle aanloop naar de Beeldenstorm, bekwam de kasselrij toelating van de stadsmagistraten om een galg op te richten voor haar hof op de Grote Markt. Dit moest de bestraffing van protestanten voorbeeldiger maken. Maar de toelating gold slechts voor enkele jaren, want de poorters bewaakten jaloers hun “voorrecht” om binnen de stadsmuren te worden opgehangen.
Sint-Maartenskerk
Vandenpeereboomplein, 8900 Ieper
Aanvankelijk stond hier een Romaanse kerk, waarschijnlijk uit de 10e of 11e eeuw.
De huidige kerk werd gebouwd in de gotische stijl van de dertiende eeuw en werd verheven tot kathedraal toen Ieper een bisdom werd, van 1561 (na de verwoesting van de abdij van Terwaan) tot 1801.
Ook dit gebouw werd na de Eerste Wereldoorlog opnieuw opgebouwd, maar nu met een torenspits -de huidige toren is 102 meter hoog.
Graf van Cornelius Jansenius.
Het graf is enkel nog met een jaartal gemerkt.
Cornelius Jansen (Acquoy, 28 oktober 1585 – Leuven, 6 mei 1638) was theoloog en bisschop van Ieper. Hij behaalde zijn doctoraat in de theologie in Leuven en werd er de eerste president van het Hollands College, waarvan hij de middeleeuwse watertoer bij de waterpoort aan de Dijle liet ombouwen tot zijn studeerruimte (vandaag Janseniustoren genoemd).
Als professor bestreed hij de theologieschool van de jezuïeten, hij was voorstander van onafhankelijke Spaanse Nederlanden, tegenstander van het calvinisme, tegenstander van de politiek van kardinaal de Richelieu. In 1635 organiseerde Jansenius als rector het studentenverzet tijdens het Beleg van Leuven door Frankrijk en de Republiek.
In oktober 1635 werd hij benoemd tot bisschop van Ieper, met confirmatie uit Rome in 1636. Hij stierf enkele jaren later op 52-jarige leeftijd na een ziekenbezoek dat hem besmet had met de pest.
Zijn hoofdwerk, de Augustinis, een driedelige levenswerk over Augustinus, was bij zijn overlijden nagenoeg voltooid en werd postuum in druk gebracht.Jansenius stelt dat de mens door predestinatie is overgeleverd aan Gods Genade en niet uit vrije wil kan bijdragen aan zijn redding of verdoemenis. Of de gelovige zielenheil krijgt, ligt volgens de jansenisten volledig in de handen van God.
De leer (jansenisme) en de persoon van Jansenius werden controversieel binnen de Kerk en uiteindelijk (in 1713) als ketters veroordeeld.
De jansenisten werden, mede om hun anti-absolutisme, verdreven uit Frankrijk. Ze zochten hun toevlucht in de Zuidelijke Nederlanden, waar Petrus Stockmans en Zeger Bernhard van Espen belangrijke figuren werden.
In Nederland gaf de veroordeling van 1713 aanleiding tot een schisma. Oudkatholieken benadrukken nog steeds de onrechtmatigheid van de veroordeling van Jansenius’ leer, die ze wijten aan veel halve informatie en foutieve interpretaties en raadgevingen.
Graf van Robrecht van Béthune.
Robrecht van Béthune, graaf van Vlaanderen, overleed in 1322 in zijn residentie, het Ieperse Zaalhof.
Op zijn uitdrukkelijke wens werd hij in Vlaamse aarde begraven in de kerk van de Sint-Maartensproosdij in Ieper. Enkel indien Rijsel en Dowaai opnieuw tot het graafschap Vlaanderen zouden behoren, mocht zijn lichaam overgebracht worden naar de Abdij van Flines (nabij Dowaai) om naast zijn eerste vrouw en zijn vader begraven te worden.
In 1305 had de graaf de kasselrijen van Dowaai, Orchies en Rijsel (Waals-Vlaanderen) als onderpand bij het Verdrag van Athis-sur-Orge moeten afstaan aan het Franse kroondomein. Omdat de voorziene boetes en herstelbetalingen niet werden voldaan, kwam Rijsels-Vlaanderen aan het kroondomein bij het Verdrag van Pontoise (1312).
Pas in 1369 kreeg de Vlaamse graaf Lodewijk van Male het gebied van de Franse koning terug (omdat hij zijn dochter Margaretha van Male toch niet aan de Engelsen uithuwelijkte, maar aan de Bourgondische hertog Filips de Stoute, die behoorde tot het Franse koningshuis Valois).
Het grafmonument van Robrecht werd in 1566 vernield door Beeldenstormers. Het graf bleef ongeschonden: in 1973 trof men bij opgravingen een loden kist aan met zijn gebeente. De grafsteen die er nu te zien is dateert uit de twintigste eeuw.
NB Hendrik Conscience maakte van Robrecht van Bethune de held van de Guldensporenslag en gaf hem de bijnaam “De Leeuw van Vlaanderen”; ten onrechte: de graaf zat van 1300 tot 1305 gevangen aan de Loire, in het kasteel van Chinon en nam dus niet deel van de veldslag.
Doek “Het beleg van Ieper in 1383”
In de kerk hangt een groot doek van Joris Liebaert, geschilderd in 1667: “Het beleg van Ieper“.
Lapidarium
Vandenpeereboomplein, 8900 Ieper
De overblijvende ruïnes van het Sint-Maartensklooster. Het klooster werd na de Eerste Wereldoorlog niet wederopgebouwd en deze plaats werd behouden als herinneringssite.
Kloosterpoort
Vandenpeereboomplein, 8900 Ieper
De oorspronkelijke Kloosterpoort dateert van ca. 1500. Ze bood toegang tot het domein van de Sint-Maartensproosdij die in 1560 werd afgeschaft, na de oprichting van het bisdom Ieper.
Ze werd in 1780 in classicistische stijl (Ionische zuilen) herbouwd, gedeeltelijk vernield tijdens WO1 en in 1938 gerestaureerd. Ze was oorspronkelijk voorzien van twee grote houten deuren.
De kloosterpoort staat naast de stadsschouwburg.
Saint George’s Memorial Church
Elverdingestraat 1, 8900 Ieper
Anglicaanse herinneringskerk, gebouwd (1927-1929) ter herdenking van de 500.000 Britse soldaten die sneuvelden tijdens Eerste Wereldoorlog gestorven bij de drie gevechten aan de Ieperboog.
Er is ook een kleine gedenkplaat voor de mannen van het Chinese Labour Corps die stierven tussen 1917 en 1921.
Een stukje Groot-Brittannië in het hart van een Vlaamse stad. Geen museum, maar een levend gebouw dat ten dienste staat van de plaatselijke Britse gemeenschap en de vele duizenden bezoekers die jaarlijks Ieper aandoen.
Het initiatief kwam van Field Marshal John French, een voormalig opperbevelhebber van de Britse troepen in Ieper.
Het complex (kerk, school en domineewoning) werd ontworpen door de Londense architect Reginald Blomfield, de ontwerper van de Menenpoort en steekt vol met typisch Britse elementen, zoals tudorbogen en een pad van bakstenen in visgraatverband, uitgevoerd in traditionele gele baksteen waarmee de meeste herenhuizen in de westhoek heropgebouwd zijn na de oorlog. De cordons en ornamenten zijn uitgewerkt in stijlvolle simili- en/of natuursteen.
Blomfield wilde de kerk bouwen op de Rijselpoort omdat dit tijdens de Eerste Wereldoorlog de hoofdingang was voor de aanvoer van gewonden en doden en omdat, naast de Rijselpoort, een Britse begraafplaats ligt (Ramparts Cemetery). Maar er waren praktische bezwaren tegen die locatie en de stad schonk een perceel grond in het centrum.
Op de top van de voorgevel staat het Cross of Sacrifice, evenwel zonder zwaard. Bijna alle voorwerpen in de kerk werden geschonken ter nagedachtenis van hen die in de Ieperboog vochten. Die inboedel werd tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog verstopt door mensen uit de buurt.
Het kerkje is gratis te bezoeken.
https://www.stgeorgesmemorialchurchypres.com/
Eton Memorial School
Hoek Elverdingestraat en Vandenpeereboomplein, Ieper
Tot aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog was er bij de Saint George’s Memorial Church ook een school voor de kinderen van tuiniers en medewerkers van de Commonwealth War Graves Commission: “because it was believed that these British subjects, unless educated at an English school, would be lost to England”.
De school werd Eton Memorial School genoemd omdat ze werd gesticht door oud-leerlingen van het beroemde Eton College; er hing ook een plaat met de namen van de 342 Etonians die sneuvelden in de Ieperboog met de inscriptie “This school is a memorial of those whose names are written above. It was built by their brother Etonians in the year 1928 in grateful remembrance”.
Na de Duitse invasie in 1940 werd de school staff geëvacueerd. Na WO2 keerden slechts weinig Britse families terug naar Ieper. Het had dan ook geen zin om de school te heropenen. Eerst werd het gebouw nog gebruikt als social club voor British Legion leden en War Graves Commission stafleden. Nu wordt het gebruikt als parochiezaal.
Sint-Jansgodshuis
Ieperleestraat 31, Ieper.
Een van de weinige gebouwen in de stad die niet werden verwoest tijdens de Eerste Wereldoorlog.
De geschiedenis van het godshuis gaat terug tot de jaren 1270, toen omwille van een uitvoerverbod van Engelse wol de Ieperse lakennijverheid een crisisperiode kende. De Ieperse patriciër Pieter Broederlam en zijn vrouw Beatrix vormden een deel van hun eigendom om tot een godshuis, ten behoeve van de armenzorg. In het zogenaamde “passantenliedenhuis” stonden jarenlang zusters in voor de organisatie en verzorging.
Het huidige gebouw gaat terug tot 1555, en is gebouwd in een overgangsstijl van gotiek naar renaissance.
Rijselstraat
Tempelierssteen
Midden de Rijselstraat staat Het Steen (ook wel Hooghuis of Oude Post genoemd).
Dit is het enige bewaarde stenen huis van Ieper dat dateert van eind 13de eeuw. De authentieke middeleeuwse kern ervan is bewaard. Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog was het postkantoor één van de weinige gebouwen in de stad die nog min of meer overeind stonden, de deels overeind staande gevel van het Tempeliershuis was één van de weinige overgebleven herkenningspunten.
In de muur van de kelder is een gedenkplaat ingewerkt: ‘Albert Lemay, ter plaats geboren den 24-11-1914‘.
Hoewel de Tempeliers in Ieper een grote aanwezigheid hadden, is er geen grondslag om dit gebouw met hen in verband te brengen. Het is gebouwd als lijnwaadhal, wat meteen de grote gelijkenissen met de lakenhal op de Grote Markteen verklaart.
Aan het einde van de 19e eeuw was het gebouw in verval. Het werd als brouwerij gebruikt en de eigenaar had een deel ervan laten ombouwen tot eigen woning. Daarvoor was een hoektoren opgeofferd en een moderne gevel geplaatst.
In 1897 verwierven de Posterijen het gebouw. De overheid liet het verbouwen tot de veronderstelde oorspronkelijke grootte. In zijn nieuwe functie zou het een postkantoor worden met woning voor de postmeester; het opende op 29 mei 1903.
Het pand werd na de oorlog herbouwd en in februari 1923 ging het postkantoor er terug open. In 1996 verliet De Post het gebouw en kwam het leeg te staan.
De straatgevel is zeven traveeën breed en bekroond door een gekanteelde borstwering. Hij is versierd met drielobtraceringen die onderaan eindigen op gebeeldhouwde kraagstenen. Ook de spitsboogvensters hebben drielobtraceringen. Op de hoeken zijn twee arkeltorentjes te zien. Hun spitsen eindigen op een dubbele kruisbloem en dragen een windwijzer. Op het zadeldak, met enkele dakkapelletjes, staat een vorstkam. Het bijzondere dakgebinte is uitgevoerd in notelaar. Links en rechts zijn spuwers voorzien.
Sint-Pieterskerk
Na de wederopbouw, gotisch-romaans. Oorspronkelijk een bedehuis, gesticht in 1073 door Robrecht de Fries, graaf van Vlaanderen. In de 12e -13e eeuw werd het een romaanse kerk, toegewijd aan St Pieter. In de 16e eeuw werd die verbouwd tot een gotische hallenkerk. Tijdens de eerste wereldoorlog werd de kerk volledig vernietigd, enkel de gewelven bleven hierbij gespaard. Bij de wederopbouw werden de gespaard gebleven muurdelen geïntegreerd in de nieuwe kerk, de gotische bovenbouw van de toren werd vervangen door een romaanse toren.
Bellegodshuis
Rijselsestraat 38, 8900 Ieper
Een godshuis (of gasthuis, in het Frans Maison de Dieu, Hôtel-Dieu, Hospice, in het Engels Hospice) is een particuliere liefdadigheidsinstelling waar -om godswil- armen, zieken, ouderen en wezen worden verzorgd.
Pas met de Franse Revolutie wordt die caritas vervangen door de staat die zijn verantwoordelijkheid neemt voor de armenzorg met de oprichting van de Burgerlijke Godshuizen (Hospices Civils) en de Burelen van Weldadigheid. Beide instellingen werden na de Eerste wereldoorlog samengevoegd tot de Commissies van Openbare Onderstand, sinds 1976 de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn.
Het Bellegodshuis ontstond in de periode 1270-1274. Het exportverbod van Engelse wol naar Vlaanderen trof de lakennijverheid in Ieper toen hard. Christine van Guînes, weduwe van Salomon Belle, liet haar eigendommen ombouwen voor liefdadige doeleinden. Er kwam een ziekenzaal en een kapel. In 1616 werd een nieuwe kapel gebouwd aan de Rijselstraat (de oude kapel was toen geheel omsloten door het gebouwencomplex).
Chirurgijn Jan Yperman (ca 1260 – 1332) was aan de instelling verbonden. Hij was een een pionier en vernieuwer op vlak van chirurgie en geneeskunde. Het godshuis werd een van de belangrijkste hospitalen in de stad gedurende de middeleeuwen. Door giften groeide het steeds verder, tegen het eind van de 13de eeuw besloeg het de volledig huizenblok.
Het godshuis bleef onder de voogdij van de familie Belle en de nakomelingen tot het eind van het ancien régime. In 1796 kwam het te vallen onder de Burgerlijke Godshuizen die met bejaardenzorg waren belast.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het complex net als de hele stad Ieper verwoest. In de jaren 1920 en 1930 werd het zoveel als mogelijk wederopgebouwd naar de vooroorlogse toestand.
Tot 2018 was het een museum waar de mooiste stukken uit de rijke collectie van het Ieperse OCMW werden tentoongesteld. Nu is die collectie ondergebracht in het Yper Museum. Niet te missen is het schilderij van de Heilige Maagd, omringd door de schenkers Yolente Belle, Joos Bryde en hun kinderen; het werd in 1420 geschilderd en is daarmee één van de oudste schilderijen in België. Naast andere schilderijen van oude meesters bevat de collectie enkele opmerkelijke meubels zoals een unieke linnenpers uit de 17e eeuw en het enige ‘wandtapijt’ in Iepers openbaar bezit: een altaarvoorhangsel uit de 17e eeuw.
Sinds juli 2016 is het gebouw in erfpacht gegeven aan het psychisch revalidatiecentrum Hedera.
Houten huis
Rijselstraat 204, Ieper
In het begin van de 19de eeuw telde Ieper nog meer dan negentig houten huizen; ten gevolge van saneringsmaatregelen verdwenen zij alle, op één na, vlakbij de Rijselpoort.
Voor de Eerste Wereldoorlog was dit het laatste voorbeeld van de Ieperse middeleeuwse houtarchitectuur, daterend uit het eerste kwart van de 16de eeuw. Het werd gerestaureerd door architect Jules Coomans in 1912 waarbij de oorspronkelijke houtverbindingen vervangen werden door gesmeed ijzeren nagels.
De reconstructie dateert van 1924. De eerste bouwlaag is uitgevoerd in gele baksteen waarboven houten puntgevel met verticale plankenbeschieting overkragend op de natuurstenen consoles van de bakstenen zijpuntgevels.
Vismarkt
Vismarkt, Ieper (tussen Boterstraat en Kiekenmarkt)
Markt
Tot 1714 liep de westelijke arm van de Ieperlee hier in open lucht. Dat jaar werd ze overwelfd waardoor de Waterstraat die langs het riviertje liep, heel wat verbreedde. De visverkoop verhuisde naar hier (van de Boomgaardstraat) en de naam wijzigde naar Vismarkt.
Op de overwelfde Ieperlee kwamen enkele verkoopsstallen; de verkopers van zeevis kregen een overdekte toonbank, de toonbanken van de verkopers van riviervis stonden onder de blote hemel.
De elegante smeedijzeren vooroorlogse verkoopstallen werden in 1923 bij de wederopbouw vervangen door nogal logge arduinen constructies onder schilddaken.
Kort na Wereldoorlog Twee raakte de vismarkt in onbruik.
De Vispoort of Neptunuspoort
Boterstraat, Ieper
Na de overwelving van Ieperlee kreeg de toegangsweg vanaf de Boterstraat naar de Vismarkt een monumentale poort met een bas-reliëf uitgevoerd door de Ieperse beeldhouwer Louis Ramaut. Het stelde de zeegod Neptunus voor, die op een wagen, getrokken door twee onstuimige paarden, vertoornd uit de stormachtige zee opduikt. Bovenaan wordt het stadswapen geflankeerd door twee monumentale dolfijnen.
Eind 19de eeuw was het heel bouwvallig geworden en in 1907 restaureerde stadsarchitect Jules Coomans, samen met beeldhouwer Kamiel Cornillie, het geheel. Vernietigd in de Eerste Wereldoorlog.
Pas in 1938 gebeurde de wederopbouw (door beeldhouwer Deraedt). Ondertussen had het huis ernaast in de Boterstraat er een verdieping bijgekregen. De reconstructie werd dus hoger en smaller. Het model voor de kwade zeegod vond Deraedt in badmeester Van Uxem.
Minckhuisje
Er kwam ook een lokaal voor de “minckmeester” (veilingmeester en de viskeurders): het minckhuisje; hier moesten de visverkopers tol betalen.
In 1898 werden 3 huizen van de Kiekenmarkt onteigend om meer ruimte te bieden aan de Vismarkt en in 1899 kwam er een nieuw Minckhuisje, ontworpen door architect Jules Coomans in neogotische stijl, met een fraaie smeedijzeren omheining.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontsnapte het minckhuisje wonderbaarlijk aan de eerste beschietingen, maar later werd het toch vernietigd. In 1923 werd het identiek herbouwd.
Herbergen
De Vismarkt was en is een populaire vestigingsplaatsen voor herbergen. Zo heette het café op de hoek met de Kiekenmarkt “Poissonnerie Yproise”, het huidige café “’t Fenomeen” heette “De Karper”, en “De Vage Belofte” was “De Vischmijn”. Het meest bekende (en beruchte) café was “Au Saumon – In den Zalm”, dat zich bevond waar nu “In Companie” is. “Gasthof Den Zalm” werd reeds genoemd in 1530. Dit lokaal had op het einde van de 20ste eeuw naam en faam als het alternatieve jongerencafé en “Onafhankelijke republiek De Vort’n Vis”.
De vestingen
De best bewaarde vesten van België.
Van het machtig bolwerk resten nog twee derden van de gebastioneerde binnenversterking en de vestigingsgracht met drie halve manen; verder nog fragmenten en/of tracé van het buitenwerk en sporen van een oorspronkelijk overstromingsgebied.
De vestinggrachten worden gevoed door de Dikkebusvijverbeek en de Kemmel- en Bollaertbeek. De regeling van de waterstand gebeurt in de Vaubantoren bij de Dikkebussevijver en in de sluiskamer in de kazematten aan de Rijselsepoort.
Geschiedenis van de vestingen
Rijselpoort
De stadspoort in het zuiden (vroeger de Mesenpoort genoemd), de oudste en enige nog bewaarde stadspoort die twee bewaarde delen van de Ieperse vestingen verbindt.
De poort stamt uit de 14de eeuw en is afgewerkt met Bourgondische torens. Ze werd meerdere malen verbouwd. In de 17de eeuw liet Vauban de toren verlagen en de hoofdwal verbreden. Na vernielingen in de Eerste Wereldoorlog werd de poort weer heropgebouwd.
De Rijselpoort is een combinatie van een water- en landpoort. Rechts van de poort vinden we de sluiskamer met de sluisdeuren van de beken en vestigingswateren, links van de Rijselpoort is de ingang van de overwelfde zaal. Via deze poort komt de Ieperlee de stad binnen maar de Ieperlee is niet de voedingsbeek voor de vestigingsgrachten.
Nabij de Rijselpoort ligt op de vestingen het Ramparts Cemetery, een Brits militair kerkhof.
Leeuwentoren en de Predikherentoren
Arsenaalstraat, Ieper
Deze torens maken deel uit van de 14de-eeuwse vestingen.
In de Franse tijd werden de torens verlaagd en omgebouwd als geschutplatform. De Leeuwentoren dankt zijn naam aan zijn stevigheid: de muren zijn 2,4 meter dik. Een gemetselde tunnelgang door de aarden wal verbindt de toren met de binnenstad. Onderaan de smalle boogschuttervensters werd een ronde opening gemaakt om er de eerste primitieve kanonbuizen te plaatsen.
De Predikherentoren is genoemd naar het (verdwenen) Predikherenklooster dat hier tegen de vestingen aan lag.
Kazematten
Er zijn twee soorten (ondergrondse) bomvrije, gewelfde ruimtes die gebruikt worden voor militaire doeleinden als bewaarplaats voor munitie en levensmiddelen of als schuilplaats voor soldaten: ‘kazematten’ (die hebben geschut en schietgaten) en ‘souterrains’ (die hebben geen geschut en schietgaten).
In Ieper werden rond 1685 ‘souterrains’ gebouwd, volgens de plannen van Vauban. Ze hebben geen schietgaten, er was nooit geen geschut maar ze worden de Kazematten genoemd.
De ruimtes kenden een polyvalent gebruik: eerst eeuwenlang als krijgsbakkerij voor het garnizoen van de vesting; tijdens WO I als Brits hoofdkwartier, verblijf- en rustplaatsen, drukkerij; tijdens WO II als schuilplaats voor de Ieperse bevolking. En nadien als ijsfabriek, champignonkwekerij, kaasrijperij,…
Nu is er een toeristisch onthaalcentrum, een stijlvolle brasserie, een stadsbrouwerij.
Brouwerij Kazematten
Houten Paard 1, 8900 Ieper +32 (0)57 38 80 21
Ieperse stadsbrouwerij onder de vestingen die de stad omwallen. Hier werd tijdens WO I het satirisch blad Wipers Times gedrukt; nu worden hier de bieren Wipers Times gebrouwen.
Poterne trap
Ingang tegenover St Jacobsstraat 66, Ieper
Via deze trap kon men van de vestingen naar de gracht, om zo per boot de voorversterkingen te bereiken.
Houten paard
Tot aan de Franse Revolutie kon een rechtbank zowel vrijheidsstraffen (gevangenis, verbanning) of lijfstraffen (brandmerken, geseling, radbraken…) uitspreken.
Een houten paard was een marteltuig in de vorm van een rudimentair paard met spitse rug. Het werd tot in de 18e eeuw gebruikt voor het straffen van militairen die een vergrijp hadden gepleegd.
De gestrafte moest gedurende een tijd op dit paard blijven zitten. Vaak werd er extra ballast, zoals zandzakken aan zijn voeten gehangen en/of pinnen op de rug van het paard aangebracht. Deze straf werd in het openbaar uitgevoerd, zodat de publieke vernedering als extra smaad werd ervaren (vandaar: schandpaard).
Een dergelijk strafwerktuig bevond zich op de Ieperse Grote Markt en vermoedelijk hier, nabij de vestingen en vroegere kazerne, op de plaats die nu Houten Paard heet en waar, tot voor de Eerste Wereldoorlog, de herberg het Houten Paard was.
Het Kruitmagazijn
Esplanade, 8900 Ieper
Een magazijn gebouwd in 1817 door het Nederlandse leger op de fundamenten van een Frans poedermagazijn, dat dateerde van 1684. De muren van het bomvrije gebouw zijn 2.5 tot 3 meter dik. Tussen dak en koepelplafond was een buffer van leem aangebracht.
Het kruitmagazijn werd gebruikt om buskruit op te slaan, vandaar ook de naam. De binnenruimte bestond uit 2 verdiepingen en kon in totaal 75 000 kilogram buskruit bevatten. Men stopte het kruit in houten tonnen van elk zo een 57 kilogram. Om vonken te vermijden waren de spijkers, deurhengsels en sloten van brons.
Het kruitmagazijn overleefde de Eerste Wereldoorlog en werd prachtig gerestaureerd. Vandaag wordt het gebruikt als vergaderzaal en opvangplaats voor toeristen.
Pill Boxes (Moir bunkers)
Op de vestigingswallen, bij het Kruitmagazijn (op het laatste demibastion) bevinden zich twee Britse Moir bunkers, ze konden via een ondergrondse tunnel die onder de vestingen liep, bereikt worden.
Ze werden gebouwd in 1918 toen het voorjaarsoffensief de Duitse legers op ruim een kilometer van de Ieperse stadsmuren bracht.
Een pillbox is een kleine, cilindervormige bunker (diameter: 230 cm) met een stalen dak waarop beton was gegoten. Het dak werd op acht kleine stalen pootjes geplaatst op de gemetselde wanden zodat er een opening was waardoor de schutter 360° zicht had. De bunker werd voorzien van een machinegeweer, geplaatst op een draagstel met as, zodat de schutter rondom kon richten.
Verftuin
Vestingen, boven de kazematten achter Sint-Jacobskerk.
De lakennijverheid bestond uit het weven en verven van wollen stof. Dat verven gebeurde met behulp van planten, mineralen en het water van de Ieperlee.
Die verfplanten werden nu aangeplant in zeven grote kuipen op de vestingen. De vorm ervan is geïnspireerd op de oorspronkelijke kuipen waarin de verfplanten gekookt werden.
Elke kuip heeft een andere bodemsamenstelling: wede en wouw, goed voor respectievelijk blauwe en gele kleurstof (groeien goed op een schrale ondergrond); meekrap, die een rode verfstof levert, (houdt van vochtige kleigrond). Daarnaast zijn er ook nog planten en korstmossen die secundaire kleuren leveren.
Eiland en Vredesbrug
Eiland, 8900 Ieper
Bij de historische vesten hoort ook “Het Eilandje”; het werd in 1640 aangelegd door de Spaanse bezetter en herbergde een munitiedepot.
Na de Eerste Wereldoorlog ontpopt deze halve maan zogenaamd zich tot een gekend ontspanningsoord, namelijk huidige herberg met speelpleintje en mogelijkheid tot pleziervaren.
Nu is het eiland nog steeds een domein van rust en ontspanning, enkel bereikbaar via de “Peace Bridge”: een brug in cortenstaal met een balustrade die artistiek verfraaid is met het woord “vrede” in 92 talen. Een statement van universele verdraagzaamheid om de vredesboodschap van Ieper te versterken.
Op het eiland bevindt zich een restaurant:
Pacific Eiland
Eiland 2 – 8900 Ieper +32 57 20 05 28
Menenpoort & Last Post
De Poort
Unesco werelderfgoed.
Een Romeinse triomfboog, opgericht waar de middeleeuwse oostelijke stadspoort naar Menen stond, als Brits oorlogsmonument met de namen van 54.896 vermiste Britse soldaten, toch al wie vermist werd tot en met 15 augustus 1917 (Slag bij Langemark). De vermisten vanaf 16 augustus 1917 staan vermeld bij het Tyne Cot Memorial.
De Menenpoort staat eigenlijk als het algemene symbool voor de Eerste Wereldoorlog. De Commonwealth War Graves Commission is eigenaar en beheerder van het monument, ontworpen door Sir Reginald Blomfield.
Last Post
Al sinds 1928 wordt elke avond om 20u stipt de “Last Post” geblazen onder de machtige gewelven van de Menenpoort. Van 1 januari tot 31 december, in alle weersomstandigheden.
De Britten brachten, tijdens de inhuldiging van de Menin Gate Memorial in 1927, de eerste uitvoering van de Last Post. Dat maakte grote indruk op de Belgische autoriteiten die een manier zochten om de gesneuvelden blijvend te eren.
In 1928, met de tienjarige herdenking van de oorlog, kwam het Royal British Legion terug naar Ieper, tesamen met heel wat oud-strijders, weduwen en wezen van gesneuvelden en hun familieleden. De hele zomer werd elke avond de Last Post gespeeld.
In 1929 werd uiteindelijk de Last Post Association opgericht en sindsdien klinkt de Last Post elke avond -met een onderbreking tijdens de Duitse bezetting in Wereldoorlog II.
De Last Post is oorspronkelijk het klaroengeschal dat het einde van de werkdag aankondigde, die van oorsprong Nederlandse gewoonte zou zijn overgenomen door Engelse troepen die in de 17e eeuw in de Noordelijke Nederlanden verbleven. De taptoe groeide uit tot een eresaluut, de laatste groet aan de gesneuvelden. Verschillende landen hebben een eigen versie, zoals de Nederlandse Taptoe of het Amerikaanse Taps. De Belgische versie werd in 1919 gecomponeerd door Honoré Hendrickx.
In Ieper wordt de Britse versie uitgevoerd, op ‘Duty Bugles’, instrumenten afkomstig uit het Britse leger, ter ere van de soldaten van het toenmalige Britse Rijk en van de geallieerden die in Wereldoorlog I in de ‘Ypres Salient’ gesneuveld zijn.
De dagelijkse Last Postplechtigheid is vrij en gratis toegankelijk voor iedereen, zonder reservatie vooraf. Het is geen ’toerist attractie’ maar een ingetogen eresaluut.
http://www.wo1.be/nl/db-items/menenpoort
Musea
In Flanders Fields Museum
Grote Markt, Ieper.
Gevestigd in de Lakenhallen.
Reeds in 1932 werd hier het eerste oorlogsmuseum opgericht, het Oorlogsmuseum van de Ieperschen Uitsprong door de Brit Murphy.
In Flanders Fields Museum is de ideale aanloop voor een bezoek aan de frontstreek. De museumindeling geeft aan de hand van nieuwe invalshoeken en persoonlijke verhalen een inleiding op het verhaal van de Eerste Wereldoorlog.
De belforttoren maakt een verbinding tussen het binnen- en buitenverhaal. Als bezoeker ontdek je bovenop de toren het landschap als laatste getuige van de oorlog.
http://www.inflandersfields.be
Yper Museum
Grote Markt 34, Ieper (in een vleugel van de Lakenhallen) +32 57 239 220
Elf eeuwen geschiedenis van Ieper: Lakenstad, Middeleeuwse grootstad, Vestingstad, Bisschopsstad, Militaire stad, Verwoeste en wederopbouwstad, Kattenstad, Vredesstad, Westhoekstad,.. Ieper was en is het allemaal.
Ook de collectie van het vroegere Bellegodshuismuseum is hier ondergebracht. Niet te missen is het schilderij van de Heilige Maagd, omringd door de schenkers Yolente Belle, Joos Bryde en hun kinderen; het werd in 1420 geschilderd en is daarmee één van de oudste schilderijen in België. Naast andere schilderijen van oude meesters bevat de collectie enkele opmerkelijke meubels zoals een unieke linnenpers uit de 17e eeuw en het enige ‘wandtapijt’ in Iepers openbaar bezit: een altaarvoorhangsel uit de 17e eeuw.
Toen het Onderwijsmuseum sloot werden de topstukken verhuisd naar dit stadsmuseum, ‘waar ook het belang van Ieper als onderwijsstad zou belicht worden’.
Museum A. Merghelynck
Merghelynckstraat 2, 8900 Ieper
Reconstructie van het gebouw uit 1174. In prachtig geklede salons en boudoirs met originele Franse stijlmeubelen, schilderijen en zilverwerk, gered uit de branden van de Eerste Wereldoorlog. Enkel op reservatie, verplicht met een gids.
http://www.merghelynckmuseum.be
Tortelbos
Pannenhuisstraat, Ieper
Het Tortelbos ligt op een terrein waar zich in de 19de eeuw twee kasteeldomeinen uitstrekten: ten oosten het domein Beau Séjour en ten westen het Sint-Pieterskasteel. In deze omgeving bevonden zich trouwens nog meer kastelen. Ze werden allemaal vernield tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Het bos werd heraangeplant en is nu een echt speelparadijs waar kinderen vrij op avontuur kunnen trekken buiten de aangelegde paden en zonder toelating van de boswachter.
Er zijn vier open plekken die dienen als speelweide, tunnels en speelheuvels.
Sneukelpad: langs het Sneukelpad aan de rand van het bos staan allerlei struiken met eetbare vruchten: mispel, vlier, aalbes, stekelbes en framboos. Ook de wilde bramen leveren lekkere zomervruchten op.
Speurtochten: ontdek het Tortelbos door plezante doe-opdrachten en leuke weetjes. De doelgroep zijn kinderen van 4 tot 12 jaar. Deze speurtocht (en nog vele andere) zijn te verkrijgen in bezoekerscentrum De Palingbeek.
De bodem van het Tortelbos kan erg drassig zijn in de winter en droog in de zomer. Op de drogere plaatsen groeien zomereik, haagbeuk, beuk en winterlinde en op de nattere grond wilgen, populieren, zwarte els, zachte berk, gewone es en zoete kers.
In het jonge Tortelbos huizen veel zangvogels en zoogdieren. Ook roofvogels en uilen voelen er zich thuis. Het domein bevat ook een mooie poel met zacht hellende oevers. Dit is een mooi biotoop voor allerlei waterdiertjes. Rondom de poel is voldoende ruimte voor een bloemrijk hooiland.
https://www.natuurenbos.be/tortelbos
Militaire begraafplaatsen
In ‘groot Ieper’ zijn er heel veel oorlogskerkhoven. Zeker een bezoek waard: Saint-Charles de Potyze, het grootste Frans oorlogskerkhof (uitzonderlijk: mét een mooie, moderne calvarie) en Bedford House Cemetery (Zillebeke), één van de grootste Britse begraafplaatsen in de Westhoek, met een unieke tuinarchitectuur.
Saint-Charles de Potyze
Bedford House Cemetery
Andere
Tientallen Britse militaire begraafplaatsen liggen in de verschillende Ieperse deelgemeenten, maar ook het stadscentrum telt een aantal Britse begraafplaatsen:
- Aeroplane Cemetery
- Belgian Battery Corner Cemetery
- Duhallow A.D.S. Cemetery
- Menin Road South Military Cemetery
- Potijze Burial Ground Cemetery
- Potijze Chateau Grounds Cemetery
- Potijze Chateau Lawn Cemetery
- Potijze Chateau Wood Cemetery
- Ramparts Cemetery
- Ypres Town Cemetery
- Ypres Town Cemetery Extension
- Ypres Reservoir Cemetery