De Kleine Mote

Je winkelwagen

Geschiedenis gasaanvallen

In de Eerste Wereldoorlog werd voor het eerst gas als chemisch wapen gebruikt. Voornamelijk mosterdgas, ook yperiet, genoemd naar de Belgische stad Ieper (in het Frans Ypres), waar in de nabijheid het gas op grote schaal werd ingezet door de Duitsers en de geallieerden en talloze slachtoffers maakte.

Het Franse leger zette, als eerste, gifgas in en wel op 23 augustus 1914 bij Mülhausen (Mulhouse) in de Duitse Elzas. Dit gebeurde op bescheiden schaal, het gas was te snel vervlogen en de Duitse soldaten merkten er niets van.

Het Duitse leger voerde op 31 januari 1915 de eerste grote gifgasaanval uit, aan het Oostelijk Front, bij het plaatsje Bolimow. Toen vuurden de Duitsers 18.000 gifgasgranaten af op het Russische leger. Dit was geen succes: het ging slechts om traangas en, omdat het te koud was, verdampte het gas niet maar viel simpelweg als vloeistof op de grond.

Op 20 april 1915, twee dagen voor de Slag om Gravenstafel, werd bij Nieuwpoort voor het eerst mosterdgas ingezet door het Duitse leger.

Op 22 april 1915, in de buurt van Steenstrate (nabij Houthulst) lieten de Duitsers in de namiddag, bij gunstige wind, 150 ton dodelijk mosterdgas ontsnappen uit 5730 gascilinders. Een enorme geelgroene gifwolk dreef vervolgens over de Franse loopgraven. De Franse troepen, territoriale zoeaven, werden meteen bevangen door het gas. De door het succes verraste Duitsers boekten terreinwinst, maar verzuimden Ieper zelf te veroveren. Dit was de eerste en enige tactisch succesvolle gasaanval uit de Eerste Wereldoorlog, nadien was het verrassingseffect weg.

Franse veteranen richtten in 1929 een gedenkteken op in Steenstrate, ter herdenking van de eerste grootschalige aanval met chloorgas. Het monument werd op 8 mei 1941 door de Duitse bezetter opgeblazen. Nu staat daar het 15 meter hoog aluminium Verzoenings-of vredeskruis.

In 1920 ontwikkelden de Amerikanen ontwikkelden het gifgas Dew of Death: lewisiet (C2H2AsCl3), met als speciale eigenschap dat het door rubber heen dringt en gasmaskers dus geen bescherming bieden. Doordat het oplost in de waterdamp in de lucht wordt lewisiet niet sterk genoeg ingeademd om meteen dodelijk te zijn. Missschien daarom dat het nooit werd gebruikt, de voorraden zijn gedumpt in de Golf van Mexico.

Gasmaskers

Al vóór de Eerste Wereldoorlog waren er al gasmaskers in omloop. Zo ontwikkelde de Amerikaanse zakenman Garrett Morgan in 1912 een soort katoenen kap die men tijdens een brand over het hoofd kon trekken. De drager ademde op die manier geen schadelijke rook in.

Het gasmasker dat de Russische chemicus Nikolay Zelinsky ontwikkelde in 1915 werd snel door het Britse en Franse leger overgenomen, het bevatte een koolstoffilter dat het chloor kon absorberen. Door de opvallende vorm kreeg het al snel de bijnaam ‘varkenssnuitje’.

Verschillende types gasmaskers gebruikt aan het westelijk front.

‘Dulce et decorum est’  – Wilfred Owen (1917)

Bent double, like old beggars under sacks,
Knock-kneed, coughing like hags, we cursed through sludge,
Till on the haunting flares we turned our backs,
And towards our distant rest began to trudge.
Men marched asleep. Many had lost their boots
But limped on, blood-shod. All went lame; all blind;
Drunk with fatigue; deaf even to the hoots
Of disappointed shells that dropped behind.

Gas! GAS! Quick, boys! — An ecstasy of fumbling
Fitting the clumsy helmets just in time,
But someone still was yelling out and stumbling
And flound’ring like a man in fire or lime. —
Dim, through the misty panes and thick green light,
As under a green sea, I saw him drowning.

In all my dreams before my helpless sight
He plunges at me, guttering, choking, drowning.
If in some smothering dreams you too could pace
Behind the wagon that we flung him in,
And watch the white eyes writhing in his face,
His hanging face, like a devil’s sick of sin,
If you could hear, at every jolt, the blood
Come gargling from the froth-corrupted lungs,
Obscene as cancer, bitter as the cud
Of vile, incurable sores on innocent tongues,
My friend, you would not tell with such high zest
To children ardent for some desperate glory,
The old Lie: Dulce et decorum est Pro patria mori

Vertaling Tom Lanoye

Wij vloekten door het slijk, als hoestende kobolden,
Als vagebonden onder pak en zak geknakt –
Tot parachutefakkels naar beneden tolden,
Hun langzaam bliksemlicht over de polders rolde
En wij niets konden dan de aftocht aan te vatten
Naar onze verre, onverwarmde kazematten.

Men liep en sliep. Een paar waren hun laarzen kwijt
Maar hinkten door, geschoeid in bloed. Verblind en
Mank was alleman, van moeheid zat, en doof zelfs voor
Gefluit van gasgranaten achter ons dun gat. Wat? Gás?
Och mannekes, rap! Een hoogfeest van gefrommel:
Die lompe maskers juist op tijd op onze snuit.

Te laat. Eén gilt. Hij zwalkt en strompelt onderuit
Als viel hij in een vuur of in een vat met kalk.
Door mijn bedompte glazen zie ik hoe hij zinkt
En in een dik groen licht, een zee van slijm, verdrinkt.
Sindsdien verdrinkt hij elke nacht in elke droom.
Hij stikt en braakt, hij ploetert door die groene stroom
Mij tegemoet, die werkloos wacht tot hij is uitgewroet.

Als ooit, in nachtmerries, ook u zou moeten lopen
Achter de ezelskar waar wij zijn lijk op smeten;
Zag u die ogen draaien, paffig wit en open, in
Die omgekeerde duivelskop, verwrongen, aangevreten;
En hoorde u, bij elke bult, de gorgel van zijn bloed
Dat kwam geborreld uit door schuim verpeste longen,
Als een kapotgebeten tabakspruim geperst
Uit niet te helen zweren op reine kindertongen –

Mijn vriend, nooit meer verkocht u, trots en manifest,
Aan jongens die dorsten naar wat vergeefse glorie
Uw Oude Leugen: Dulce et decorum est
Pro patria mori

Sturmtruppe geht unter Gas vor; Otto Dix (1924)

Otto Dix meldde zich vrijwillig aan en werd ingedeeld bij een veldartillerieregiment. In 1915 werd hij aangesteld als onderofficier van een machinegeweereenheid en hij nam deel aan de Slag om de Somme; in 1917 werd zijn eenheid overgeplaatst naar het Oostfront en in februari 1918 werd hij gestationeerd in Vlaanderen waar hij mee vocht in het Duitse lenteoffensief.

Dix is een van de weinige grafische kunstenaars die vocht in de Eerste Wereldoorlog en het overleefde om zijn trauma’s in zijn kunst te verwerken. Hij creëerde een aantal monumentale werken die zijn afschuw van de oorlog onverbiddelijk tonen. Zeer gekend is zijn portfolio Der Krieg met 50 etsen, gepubliceerd in 1924.

Ook in zijn later werk toonde hij ‘het lelijke’, dat wat de nette burgers liever niet zagen: oorlogsinvaliden, bordeelscènes met verlepte hoeren en louche pooiers.

Dix’ werk werd tijdens het Derde Rijk bestempeld als Entartete Kunst, een aantal van zijn monumentale werken werden toen verbrand.

Geschiedenis Ypres Salient

Van oktober 1914 tot oktober 1918 bevond het slagveld van de Eerste Wereldoorlog zich op luttele kilometers van het Ieperse centrum. De loopgraven lagen van noord naar zuid in een boog rond Ieper. In die fameuze Ieperboog of Ypres Salient werden maar liefst vier bloedige veldslagen uitgevochten.

Eerste Slag om Ieper (19 oktober – 22 november 1914)

  • Slag om Langemark – 21 oktober 1914

Het 26e Duitse reservekorps bestaat voornamelijk uit vrijwillige studenten, zonder enige militaire opleiding. Het Britse korps bestaat uit doorgewinterde beroepssoldaten. De Duitse soldaten vallen aan en worden afgemaakt door de Britten. De Duitsers houden dit vier dagen vol, winnen geen meter grond, en verliezen bijna al hun manschappen.

Op het ‘Deutscher Soldatenfriedhof’ in Langemark liggen ruim 44.000 Duitsers begraven, van wie bijna 25.000 in een massagraf.  Meer dan 3.000 studenten-vrijwilligers vonden hier hun laatste rustplaats, de begraafplaats kreeg daarom de naam ‘Studentenfriedhof’.

  • Geluveld – 29 oktober 1914

Het Duitse 13e Beierse reserve-infanterieregiment, waarbij Adolf Hitler dient, doet een tweede poging door te breken nabij Geluveld. Op 31 oktober 1914 veroveren ze Geluveld maar verliezen daarbij meer dan de helft van hun manschappen. De volgende dag nemen ze Mesen en Wijtschate in. Na drie dagen moeten ze de gevechten staken, de Britten trekken zich terug ter hoogte van Zillebeke.

  • Ieper – 11 november 1914

De Duitsers vallen opnieuw Ieper aan via Menen. Ze zijn met hun 18.000 manschappen duidelijk in de meerderheid, maar kunnen de 8000 Britten die hun de toegang ontzeggen niet verslaan. De volgende dag valt de eerste sneeuw, de manschappen graven zich in en bereiden zich voor op de komende winter.

Piet Chielens, conservator van het In Flanders Field Museum: “De Britten laten de 1e Slag bij Ieper eindigen op 22 november, als Ieper door de Duitse artillerie in brand wordt geschoten. Volgens de Britse geschiedschrijving was het laatste gevecht van de Slag zelfs dat bij de Nonnebossen op 11 november. Maar in uit de Namenlijst (een lijst met de namen van alle slachtoffers van de Grote Oorlog op Belgische bodem) blijkt dat dat alleen het moment was waarop de uitgeputte Britten er zo goed als mee ophielden en de Fransen in de bres sprongen.”

“Het Britse leger had zowat de helft van zijn manschappen verloren, er bleven er maar zo’n goede 30.000 over. Vanaf begin november liggen de Franse verliezen rond Ieper bijna alle dagen hoger dan de Britse, op 11 november verliezen de Britten nog eens 694 manschappen, daarna worden hun verliescijfers veel lager. Van oktober tot eind december 1914 sneuvelden zo’n 13.000 Britten, het grootste deel, zo’n 9.300 in de weken tot 11 november.”
De Fransen namen vanaf begin november zowat alle sectoren van het front rond Ieper over van de uitgetelde Britten en de Slag bij Ieper begon voor hen dan nog maar goed.”

“Tot in december gaat dat zo door, met geregeld dagen met meer dan 500 Franse doden. De strijd om de heuvelrug rond Ieper is dan nog zeker niet gestreden. Vooral in het Zuidoosten, van Hill 60 tot Wijtschate gaan de gevechten lang door. Hill 60 valt pas in Duitse handen op 10 december (door deze uitkijkpost kunnen ze de Britse en Franse troepenbewegingen in de gaten houden). De Fransen doen op 14 december nog een zinloze tegenaanval met de bajonet op het geweer en zonder artilleriesteun. Die dag komen de Britten nog een keer in actie bij Wijtschate, maar dat is maar een van de vele gevechten die dag.”

“De Fransen gaan door tot net voor Kerstmis. Met zeer hoge aantallen doden op 14, 15 en 17 december, en nog eens op 22 december. Pas net voor Kerstmis stopt de 1e Slag bij Ieper. Zelfs op Kerstmis vallen er nog 261 doden bij alle partijen langs het front in België. Niettegenstaande berichten van kerstbestanden vanop 30 plaatsen, is er elders nog veel gevochten.”

Tweede Slag om Ieper (22 april – 15 mei 1915)

Sinds de Duitse inname van Hill 60 (10-12-1914) groef de British Expeditionary Force gangen , 24 à 30 m onder de heuvel, die ze vulden met zware mijnladingen en dieptebommen.

Op 17 april werden zware mijnladingen onder de Duitse stellingen op tot ontploffing gebracht en bestormden Britse en Franse troepen de Duitsers. Hill 60 werd heroverd. Begin mei moesten de Britten hun stellingen op Hill 60 terug vrijgeven na hevige gifgasaanvallen door de Duitsers. De Duitsers konden tot de oostelijke rand van Hill 62 doorbreken.

  • Slag om Gravenstafel  – 22 april 1915

In de buurt van Steenstrate (Beselare) werden op 22 april Frans-Algerijnse troepen bestookt met granaten. In de namiddag, bij gunstige wind, lieten de Duitsers 150 ton dodelijk chloorgas (mosterdgas, Yperit) ontsnappen uit 5730 gascilinders. Een enorme geelgroene gifwolk dreef vervolgens over de Franse loopgraven. De Franse troepen, territoriale zoeaven, werden meteen bevangen door het gas, zodat er een groot gat van 6 km ontstond in het front.

De Canadezen probeerden het gat te dichten, maar ook zij kwamen in de gaswolken terecht en verloren meer dan 2000 manschappen.

Dit was de eerste en enige tactisch succesvolle gasaanval uit de Eerste Wereldoorlog, het verrassingseffect was weg.

  • Slag bij Sint-Juliaan – 22 april 1915

Om 18.00 uur was Langemark veroverd en de Duitsers rukten op naar “Kitcheners’ Wood”, het bos ten zuidwesten van Sint-Juliaan, dat bezet werd door de Canadese 1e divisie. Deze improviseerden gasmaskers, met zakdoeken natgemaakt met water of urine, tegen het gifgas.

De Duitsers hadden echter het succes van hun acties onderschat en hadden te weinig ondersteuning voorzien voor een verdere doorbraak. De Duitse aanvallen werden dus tijdelijk gestaakt.

Generaal Sir Horace Smith-Dorrien, de bevelhebber van het Britse 2e leger, werd op 6 mei 1915 ontslagen en vervangen door generaal Herbert Plumer omdat hij wilde een tactische terugtrekking wilde invoeren om de druk op de Ieperboog te verminderen. Dit was geheel tegen de wil van veldmaarschalk John French, die beval meteen verdere tegenaanvallen.

  • De slag om de Frezenberg – 8 mei 1915

De Duitsers veroverden op 8 mei de Frezenberg en hielden daar stand.

  • De slag bij Bellewaerde – 24 mei 1915

Op 24 mei deden de Duitsers een gasaanval die de Britten één kilometer noordwaarts terugdrong. De Duitse uitval naar de heuvelrug van Bellewaerde was geen groot succes door de Britse tegenaanvallen.

Uiteindelijk viel het offensief op 25 mei stil. De verliezen waren groot: de Britten verloren 58.000 manschappen, de Fransen zo’n 10.000. Meer dan 100.000 Duitse soldaten sneuvelden of raakten gewond en uiteindelijk trokken de Britten zich toch terug, zoals Sir Horace Smith-Dorrien voorgesteld had.

Derde Slag om Ieper (31 juli – 10 november 1917), ook bekend als Slag bij Passendale

De Slag bij Passendale staat geboekstaafd als een van de bloedigste uit de Eerste Wereldoorlog en geldt tegenwoordig, meer nog dan de Slag om de Somme, als hét voorbeeld van een zinloze aanval.

De Britse veldmaarschalk sir Douglas Haig wilde het Duitse vierde leger verschalken, doorstoten naar de kust en vervolgens noordwaarts trekken om de havens van Oostende en Zeebrugge te heroveren. De Britse premier David Lloyd George zag dat plan niet zitten, maar Haig kreeg toch zijn zin.

Nochtans was het voorjaarsoffensief van de Franse generaal Robert Nivelle mislukt, waardoor de Fransen niet in staat waren de Britten daadwerkelijk te helpen aan het numerieke overwicht dat nodig was voor een doorbraak.

De veldslag verliep dramatisch: de Duitsers waren op de hoogte van de plannen en hadden een grote hoeveelheid artillerie en reserves bij de frontsector samen getrokken, ze legden zes hoofdweerstandslijnen aan met een totale diepte van tien kilometer. Bovendien veranderde  de onophoudelijk regen (in combinatie met de door Britse artilleriebombardementen verstoorde waterhuishouding) het front binnen de kortste keren in een gigantische modderpoel.

De omstandigheden waaronder gevochten werd, behoren tot de slechtste uit de wereldgeschiedenis. Generaals aan beide zijden beschreven het terrein als een hel op aarde. De offensieven werden echter niet afgelast. De helft van het terrein bestond nu uit modder waar men slechts kon lopen door er plankieren aan te leggen; de andere helft was water waarin duizenden halfvergane lijken rond dreven. Gewonden waren reddeloos verloren en zakten in het slijk weg.

Iron maiden – Paschendale

De Slag om Passendale heeft aan geallieerde en Duitse kant samen zo’n 700.000 slachtoffers geëist voor 8 km terreinwinst. Voor het eerst werd een groot aantal tanks ingezet (216 Mark IV-tanks). Veldmaarschalk Haig ging de geschiedenis in als De Slachter maar erg zwaar werd daar voorts niet aan getild. Hij had tenslotte de boog om Ieper (Ypres Salient) veroverd en het hoofddoel was bereikt: een belangrijk deel van het Duitse leger werd door de Britse artillerie uitgeschakeld.

Doordat de meeste reserves verbruikt waren, kon Haig het succes niet uitbuiten. De politici waren van walging over de slachting vervuld en weigerden versterkingen naar het front in Vlaanderen te sturen. Daardoor werd het Britse leger erg kwetsbaar bij het Duitse voorjaarsoffensief.

De Ieperboog werd in handen gegeven van de Canadezen. De nu gevormde saillant bij Passendale was eigenlijk onverdedigbaar en de Canadezen leden aanzienlijke verliezen door Duits vuur. In april 1918 ging alle terreinwinst weer in korte tijd verloren in de Vierde Slag om Ieper.

Vierde Slag om Ieper (9 – 29 april 1918) ook bekend als de Leieslag

  • Op 18 maart begon de raid op Diksmuide.

Het probleem voor Duitsers was om de IJzer over te steken die op dat punt zo’n 12 meter breed is, met een kleine vloot pramen en loopbruggen van planken en vlotters, geholpen door patrouilleboten. Ze staken de IJzer over onder constante beschietingen van de geallieerden.

  • op 21 maart brak de hel los over het gehele westfront. De Duitse generaal ErichLudendorff voerde overal bliksemaanvallen om door de geallieerde linies te breken.
  • Op 12 april sloegen de Duitsers een bres in de Britse linie van ongeveer 48 km, ten zuidwesten van Ieper, nabij Hazebroek. Veldmaarschalk Haig gaf de de opdracht zich niet terug te trekken en het Britse verzet verdedigde zich uit alle macht. Onder leiding van generaal Plumer lukte het hen op 17 april de Duitsers tot staan te brengen langs de Leie en de Duitse poging de Noord-Franse havens te bereiken was mislukt.
  • De slachting bij de Kemmelberg begon in de ochtend van 25 april. De hele nacht hadden de Duitsers gasgranaten afgevuurd op de geallieerden, terwijl de Fransen hun stellingen met bombardementen vanuit vliegtuigen verdedigden. Om 06:00 uur bestormden de Duitse Alpenjagers de heuvel en de Fransen moesten zich terugtrekken op de Rodeberg en de Scherpenberg.
  • De Duitse generaal Ludendorff gaf op 29 april het bevel het offensief op het westfront te staken.

Geschiedenis Mijnenoorlog – De Slag om Mesen (juni 1917)

Het verloop van de eerste wereldoorlog in de sector Vlaanderen wordt bepaald door het heuvelachtige landschap.

Tussen 30 oktober en 3 november 1914 woedde de ‘Eerste Slag om Mesen’. Eigenlijk een bedrieglijke naam, want de meeste gevechten waren in Wijtschate: Mesen werd al op 1 november ingenomen door de Duitsers. De plaats is van strategisch belang. Mesen ligt op een 80 meter hoge heuvelkam (‘Messines ridge) vanwaar men de hele streek aan de west- en zuidkant min of meer domineert.

Wijtschate is voor de Duitsers dus een belangrijke observatiepost. Ze kunnen vanop de hoogte alle troepenbewegingen ten zuiden van Ieper, in vogelvlucht op 7 km afstand, waarnemen. De Britse linies liggen heel wat lager en volledig in het bereik van de Duitse kanonnen. De Duitsers bouwen Wijtschate dan ook om tot een niet in te nemen fort. Diverse aanvallen lopen te pletter op de versterkte heuvelrug van Wijtschate en Mesen.

Omdat het bovengronds niet lukt, gooien beide legers het over een andere boeg. Reeds in 1915 gaat de oorlog in de gehele Ypres Salient heeft stilletjes ondergronds. Britse (Tunnelers of Sappers) en Duitse (Mineure) mijnwerkers graven een netwerk van gangen en tunnels naar en onder elkaars posities. Regelmatig laten ze die ontploffen en in de ontstane kraters bouwen zij nieuwe versterkte posities uit. In 1916 alleen al blazen de Britten 750 mijnen op en de Duitsers 696. Begin 1917 zijn er in het niemandsland tussen Hill 60 en Ploegsteert meer dan 40 Duitse en meer dan 20 Britse mijnkraters zichtbaar.

Zero Hour.

7 juni 1917 om 3:10 (Zero Hour) brengen de Britten tussen Hill 60 (Zillebeke) en The Birdcage (ten zuidwesten van Waasten) 19 dieptemijnen tegelijk tot ontploffing.

De gigantische explosies vernielen de vijandige stellingen en slaan enorme kraters in het landschap. Een bunker wordt zelfs ondersteboven gekeerd. De ontploffingen zouden tot in Londen te horen zijn geweest.

Bij de gevechten en de gigantische artillerievuurzee die volgen op de mijnexplosies, kunnen Britse, Ierse, Australische en Nieuw-Zeelandse eenheden de heuvelkam Wijtschate-Mesen heroveren. Vooral het Tweede Leger van de Engelse, onder leiding van Plumer maakte vlug vooruitgang. De slag was op 14 juni 1917 afgelopen.

De positieve sfeer bij de Geallieerden kon niet kapot: voor de eerste keer aan het westelijke front waren er meer doden aan de kant van de verdedigers dan aan de kant van de aanvallers. Na deze aanval hadden de Geallieerden 7 kilometer terreinwinst: in de loopgravenoorlog van 14-18 was dat een groot succes.

Het dodental was wel enorm: ongeveer 25.000 Duitse doden, aan Britse kant werden in totaal 15.913 doden geteld en 23.953 gewonden. 10.595 personen blijven vermist.

De Spanbroekmolenmijn ontplofte enkele seconden later dan gepland. Zestig mannen van de Royal Irish Rifles (36ste Ulster Division), die op het afgesproken tijdstip hun loopgraven verlieten, werden door de eigen mijn getroffen. Ze liggen begraven op Lone tree cemetery (Kruisstraat, Wijtschate) vlakbij de Pool of Peace.

Twee mijnen ontploften niet. Eén mijn ontplofte in 1955 te Mesen tijdens een donderonweer, één koe werd gedood; de krater is nu onzichtbaar. De tweede mijn is nog altijd niet ontploft en niemand weet waar die zich juist bevindt. Volgens de overlevering ligt hij onder de boerderij La Bassecour, Armentierssteenweg 26 in Mesen.

Geschiedenis Kemmelbergslag (25 april 1918)

Toen het Duitse offensief in 1914 vastliep, groef het Duitse leger zich in op strategische plaatsen (de heuvelruggen) in de overtuiging dat de geallieerden hen van hun grondgebied zou willen verdrijven. Dus zouden de Fransen aanvallen en vanuit hun loopgraven zouden de Duitsers vanuit relatieve veiligheid de vijand kunnen verzwakken.

Door de deelname van de Amerikanen aan de oorlog en de Russische revolutie moest deze strategie in 1917 herzien worden. Nu was het zaak om alsnog de kust te bereiken en de havens van Duinkerken en Calais in handen te krijgen om de slagkracht van de geallieerden aanzienlijk te verminderen.

Hiertoe was een slag gepland via de Westvlaamse heuvels, het Duitse Lente-offensief.

Oorlogsgeschiedenis - kemmelbergslag

Met de vierde slag om Ieper (de Leie Slag – april 1918) boeken de Duitsers in de Salient een enorme vooruitgang. In Heuvelland veroverden ze Mesen, Hollebeke, Wulvergem, Ploegsteert en Nieuwkerke.

Op 16 april 1918 breken de Duitsers door de frontlijn bij Wijtschate – Mesen. Ze nemen Wijtschate, Dranouter en Kemmel in, tot aan de voet van de Kemmelberg, waar de Britten samen met de Fransen een uitkijkpost hebben. ‘Das Auge Flanderns’ volgens de Duitse generaals uit 1918.

Zowel voor de Geallieerden als voor de Duitsers was de Kemmelberg van strategisch belang; de inname of de verdediging van Ieper en de weg naar de zeehavens aan het Kanaal hing af van de val van de Kemmelberg.

De Slag om de berg zelf vormt een dramatisch hoogtepunt. De berg is het toneel van zeer gruwelijke gevechten. Op 25 april 1918, om 2u30 in de morgen, begon de Duitse beschieting, brutaler dan in Verdun. Gasgranaten vielen op de Franse eerste linies en op de artillerie eenheden. Er vielen honderd granaten per minuut. Bij het krieken van de dag, was de Kemmelberg veranderd in een maanlandschap en bedekt door een dikke mistlaag. Om 06:00 uur vielen de Duitse vliegtuigen de Geallieerde stellingen aan, zij beschoten al wat bewoog met kogels en bommen en de Duitse Alpenjagers bestormen de heuvel. De Duitse infanterie gebruikt telkens weer dezelfde tactiek, de (nijp)tang: een groep marcheert van west naar oost door het dorp Kemmel en een andere langs Locre door de  Hellebeekvallei. De 9de Britse Divisie wordt verdreven, maar houdt stand aan de vijver van Dikkebus, waar zij de steun krijgt van een pantservoertuig. De Fransen moeten zich terugtrekken op de Rodeberg en de Scherpenberg. Het werd een ware slachting.

De Kaiser bracht een bezoek aan het front op het ogenblik van de aanval op de Kemmelberg. De Duitsers hadden toen 6000 geallieerde soldaten gevangen genomen en 53 kanonnen en 200 mitrailleurs buit genomen.

Op de westelijke helling van de Kemmelberg werd direct na de oorlog een ossuarium ingericht voor onbekende Franse militairen die op of in de buurt van de Kemmelberg sneuvelden. Later werden ook andere Franse onbekenden, die in 1914 en 1915 in de Westhoek sneuvelden, hier naar toegebracht.

In de vier massagraven zijn 5.294 stoffelijke resten verzameld, dus niet alleen van de slachtoffers van de strijd in april 1918. In het midden van het ossuarium staat een obelisk voorzien van een Franse haan en een naamplaat met daarop slechts 57 namen. Tien daarvan zijn gesneuveld tussen 25 en 29 april 1918.

Er zijn weinig plaatsen aan het Westelijk Front waarop in zo’n korte tijd zo veel granaten waren afgeschoten als deze heuvel. Wat een hel was geweest voor de Franse soldaten op 25 april 1918, werd een ‘paradijs’ voor de granaatzoekers die erop afkwamen voor het koper. In het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw kon er nog 100-150 kilogram aan ijzer per dag uit de grond worden gehaald. Maar door het opgraven van onontplofte bommen en granaten vielen er ook na zo veel jaren nog dodelijke slachtoffers.

Voor de Duitsers was de zogenoemde Slag om de Kemmelberg een geslaagde onderneming, die overigens niet tot de gehoopte doorbraak naar de kust leidde.

De Fransen en de Britten besluiten om de Duitse opmars tegen te houden achter de Kemmelberg in de richting van Ieper, langs de weg van Bailleul naar Ieper, langs het kruispunt van de Klyte en de vijver van Dikkebus. De Duitsers geraken niet verder en tijdens de twee dagen durende relatieve rust versterken de Bondgenoten hun verdedigingslinies in de richting van Ieper.

Op 29 april 1918, om 7 u ’s morgens, voeren de Duitsers een nieuw offensief op een front 14 km breed langs de weg van Bailleul naar Ieper. Hun aanval lukt niet. De Duitsers lijken op dat ogenblik helemaal uitgeput. Dankzij de versterkingen die Foch naar het front stuurt, worden de laatste Duitse stellingen onschadelijk gemaakt. Op 5 mei 1918 is de slag om Vlaanderen definitief voorbij. De Duitsers zijn er niet in geslaagd een decisieve doorbraak te bekomen.

Toen Adolf Hitler begin juni 1940 een kortstondig bezoek bracht aan de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog, ging hij niet alleen naar Ieper en de Duitse militaire begraafplaats Langemark maar ook naar de Kemmelberg. Vanaf de heuvel bespeurde hij met een verrekijker de omgeving. De heuvel was toen nog niet zo dicht bebost als nu en hij kon de strategische betekenis ervan inzien.

Geschiedenis Slag bij Vimy (april 1917)

The Battle of Vimy Ridge vond plaats van 9 tot 12 april 1917 tussen Canadese troepen, ondersteund door de Britten, en Duitse troepen aan het westfront tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Vimy ligt zo’n acht kilometer ten noorden van Arras en ‘n 5 km ten zuiden van Lens.

De heuvelrug van Vimy is zo’n zeven kilometer lang en gaat tot ongeveer 145 meter boven zeeniveau, zo’n 60 meter boven de omliggende vlakte, en biedt een vrij vergezicht in alle richtingen.

In oktober 1914 was de heuvelrug al in Duitse handen gevallen.

Het 10de Franse Leger probeerde in mei 1915 de Duitsers te verdrijven door hun posities op de heuvelrug van Vimy aan te vallen. De Franse 1ste Marokkaanse Divisie kon de hoogte even veroveren, maar kon deze niet vasthouden. In september 1915 deden de Fransen opnieuw een poging, maar zonder succes. Er vielen bij de Fransen zo’n 150.000 doden en gewonden.

In februari 1916 loste het Britse 17de legerkorps de Fransen in de sector af. Op 21 mei 1916 viel de Duitse infanterie de Britse linies over zo’n twee kilometer front aan om hen terug te dringen van hun posities aan de voet van de heuvelrug. De Duitsers namen verschillende Britse tunnels en mijnkraters in, voor ze hun opmars staakten en zich ingroeven. Een Britse tegenaanval op 22 mei bracht geen verandering.

In oktober 1916 loste het Canadese Korps het Britse 4de Korps af. De Duitsers hadden toen op de heuvelrug ongeveer 8.000 man die zich hadden ingegraven met bunkers, machinegeweerposten en meerdere linies prikkeldraad.

Vanaf 20 maart werden de Duitse stellingen gebombardeerd, 13 dagen aan een stuk, in voorbereiding van de grootschalige Canadese aanval, de “Battle of Vimy Ridge”.

De aanval (omwille van de omvang, ondersteund door Britse divisies) begon om 5.30 uur op paasmaandag 9 april 1917. De Duitsers werden teruggedrongen en de eerste objectieven werden de eerste dag al veroverd. De aanval werd voortgezet op 10 april en de meeste Duitse posities op de heuvelrug werden veroverd. Tegen de nacht van 12 april hadden de Canadezen de heuvelrug van Vimy stevig in handen. 4.000 Duitse soldaten werden krijgsgevangen genomen. Aan Canadese zijde waren 10.602 slachtoffers gevallen, meer bepaald 3.598 doden en 7.004 gewonden.

Hoewel het niet de grootste militaire verwezenlijking van Canada was, heeft de veldslag bij Vimy een speciale betekenis voor Canada. Het was de eerste keer dat de vier Canadese divisies als een formatie samen deelnamen aan een veldslag wat het beeld van nationale eenheid versterkte. Even belangrijk was het feit dat het Canadian Corps, een kleine koloniale eenheid, slaagde waar koloniale grootmachten als Frankrijk en UK hadden gefaald “a milestone where Canada came of age and was recognised on the world stage”.

Historici schrijven het succes van het Canadese Corps toe aan de zorgvuldige planning en aan een innovaties in tactiek en materiaal.

Een superieure voorbereiding.

De troepen hadden maanden geoefend in een namaak-slagveld achter de linies, hadden getraind op nachtgevechten en hadden maandenlang nachtverkenningen uitgevoerd om informatie te verzamelen over de Duitse posities. De Royal Flying Corps deed luchtverkenningen en bracht foto’s van de Duitse artillerie-posities. Elke unit kende zijn specifiek doel en de doelen van de units in de buurt. Zelfs de onderofficieren kenden de plannen zodat zij de leiding konden overnemen als officieren uitvielen en er werden 40.000 kaarten van het slagveld uitgedeeld aan de troepen.

Een tactische innovatie: de ‘vuurwals’.

Aanvankelijk werd artillerie ingezet vóór de aanval, om vijandelijke stellingen of geschut uit te schakelen (‘standing barrage’). Maar tegen dat de artillerie ten aanval trok en de vijandelijke linies naderde, had die vijand zich opnieuw georganiseerd.

Vanaf 1916 experimenteerden de Britten met de vuurwals (‘rolling barrage’ of ‘kruipend spervuur’), die door een regen van granaten voor de infanterie uit, vijandelijk vuur en vijandelijke bewegingen onderdrukte. Dit vergemakkelijkte de opmars van de infanterie. Het was de eerste vorm van artillerie-optreden die niet gericht was op een concreet doel zoals een infanterieformatie of een fortificatie, maar die uitsluitend de opmars van de eigen infanterie moest ondersteunen. Bij de slag bij Vimy kroop de artillerie elke drie minuten 90 meter vooruit. De soldaten hadden dus telkens drie minuten om de vuurlijn in te halen en de overgebleven weerstand uit te schakelen.

Nieuw materiaal: de ontsteking 106.

Aanvankelijk hadden de Britten twee soorten granaten: anti-personnel (lichtere granaten die ontploften in scherven op manshoogte) en anti-fortification (zwaardere granaten die eerst insloegen en dan pas ontploften). Die zware granaten bleken weinig efficiënt in de loopgraven: nadat ze in de grond waren ingeslagen, volgde een zware ontploffing die diepe kraters maakte maar de prikkeldraad ongemoeid liet. Een nieuw ontstekingsmechanisme, de fuze 106, was een grote verbetering: dit gevoelige en geavanceerde mechanisme zorgde bij slechts een geringe aanraking, bijvoorbeeld van prikkeldraad, al voor een explosie. Het was een Franse vinding, die de Britten perfectioneerden. Dit loste het probleem van de prikkeldraad niet helemaal op, dat zou de tank ook niet doen maar alle beetjes hielpen.