Rubroek [50 km]
Voor wie richting St Omer of Bergues reist, is de gemeente Rubrouck een tussenstop waard.
Een oude Vlaamse gemeente (voor het eerst vermeld in 1104), in het hart van het Houtland, die haar authentiek karakter bewaarde met vele woningen in de traditionele 18e- en 19e-eeuwse lokale stijl: lage, bakstenen huizen, geringe diepte op het perceel; in de breedte langs de straat; rood pannendak. Tot in de 20e eeuw was Rubroek Vlaamssprekend.
De historische kern van het dorp was een kasteel (waarvan de motte bewaard is) en een kerk.
Er zijn enkele bezienswaardigheden maar Rubroek’s claim to fame, is Willem van Rubroeck, de Vlaamse Marco Polo.
Bezienswaardigheden
Middeleeuwse motte
De middeleeuwse motte is nu een boerderij, Belhof genaamd. Enkel de omgrachting is intact gebleven.
Sint-Silvesterkerk
Een 16e en 18e eeuwse hallenkerk die volgens de overlevering deels werd gebouwd met stenen van de in 1553 afgebroken kathedraal van Terwaan.
De Pastorie
Gebouwd op een kleine motte.
Maison Guillaume de Rubrouck
78 Route de Broxeele, Rubrouck +33 (06) 84 68 09 81
Tentoonstelling over Willem van Rubroeck en de cultuur van Mongolië; open zaterdag- en zondagnamiddag.
Willem van Rubroeck (Rubruquis)
Willem van Rubroeck was een Vlaamse missionaris van de orde van de franciscanen (minderbroeders). Over zijn leven is er heel weinig bekend, en wat bekend is komt hoofdzakelijk uit zijn eigen reisverhaal. Wanneer hij geboren werd en waar of wanneer hij gestorven is, kunnen we niet uitmaken. Zijn levensgeschiedenis begint met zijn missietocht, en nauwelijks is die vermaarde reis ten einde, of wederom verdwijnt hij van het toneel.
We weten wel dat hij op Cyprus verbleef waar hij in 1248 de Franse koning Lodewijk IX (Saint Louis) ontmoette, hij volgde hem op diens (mislukte) kruistocht (1248-1254). Daarom wordt wordt vermoed dat hij niet tot een van de Europese provincies van de franciscanen behoorde maar tot die van het Heilig Land, waarvan Cyprus deel uitmaakte.
We weten ook dat hij van 1253 tot 1255 een reis naar het Mongoolse rijk maakte (vóór Marco Polo 1254–1324). Willem was een franciscaner, weze het van de tweede generatie die Franciscus van Assisi nooit ontmoette. Dat betekent dat hij altijd in habijt was gekleed en dat hij de 16.000 km van Constantinopel naar Karakorum stapte; meestal blootsvoets en soms te paard.
Hij schreef een zeer gedetailleerd verslag over zijn tocht. De echte waarde van dat verslag werd pas in de negentiende eeuw herkend (dé middeleeuwse encyclopedie, de Speculum Historiale van Vincent de Beauvais was net in 1253 afgewerkt, zodat het verslag niet werd opgenomen en geen grote verspreiding kende).
Het in het Latijn geschreven verslag wordt door hedendaagse historici in termen van kwaliteit en betrouwbaarheid superieur geacht aan alle andere Europese verslagen over het rijk van die periode. In een aantal aspecten is het ook aanzienlijk betrouwbaarder dan het latere verslag van Marco Polo.
Zo was Willem de eerste die boeddhistische rituelen en het geloof in reïncarnatie beschreef alsmede het belang dat gehecht werd aan het steeds maar repeteren van de mantra Om manipadmé hum.
Zijn beschrijvingen van de liturgische praktijk van de nestoriaanse Kerk van het Oosten waren accuraat.
Het materiaal in het verslag over de Mongoolse sjamaans hebben nog steeds een historisch-etnografische waarde. Het is in feite de enige beschrijving van Mongools sjamanisme voor de bekering van de meeste Mongolen tot het Mongools-Tibetaans boeddhisme in de zestiende en zeventiende eeuw.
Zijn beschrijving van de stad Karakorum was de eerste in de Europese literatuur. Karakorum was geen heel grote stad (‘de omvang van Saint-Denis‘, de Mongolen waren nomaden) maar het was van 1235 tot 1272 wel de hoofdstad van het Mongoolse Rijk, het grootste imperium uit de wereldgeschiedenis (op het latere Britse Rijk na).
Het rapport meldt ook expliciet dat de Kaspische Zee een binnenzee moet zijn en ook dit was nieuw voor Europa.
Hoewel van Rubroeck niet naar China reisde, was hij de eerste die ook expliciet vaststelde dat de Chinezen de Seres van de Oudheid moesten zijn. Zijn beschrijvingen van de Chinese karakters van de geschreven taal zijn de eerste in Europa.
Volgens een bepaalde versie werd Willem van Rubroeck naar Möngke (de khan van de Mongolen, kleinzoon van Dzjengis Khan) gezonden met het verzoek om het bondgenootschap met de moslims op te zeggen. Het is echter onduidelijk of de reis echt een opdracht was van Lodewijk IX. Van Rubroeck zag zichzelf niet als een diplomaat maar als een missionaris; in contacten met de Mongolen ontkende hij altijd een afgezant te zijn van de koning.
De koning stelde wel financiën beschikbaar voor de reis en hij gaf Willem een brief mee voor Sartaq, een achterkleinzoon van Dzjengis Khan die zich bekeerd had tot het Christendom. De inhoud van die brief is niet volledig bekend, maar waarschijnlijk was het niet meer dan een felicitatie aan Sartaq voor zijn bekering tot het christendom en een introductie van Van Rubroeck, met het verzoek hem te laten verblijven en prediken. De mongolen waren trouwens voorstanders van godsdienstvrijheid: Sartaq was een christen, zijn vader een sjamanist en zijn oom een moslim.
En zoo het waar is dat hij aan eigenlijk zendingswerk weinig of niets heeft kunnen uitrichten, hoe goed ook zijn arbeid was voor bereid, het blijft toch zijn eeuwige roem, dat hij den weg gebaand heeft voor zooveel anderen, die gekomen zijn na hem; misschien was het dank zij den goeden naam dien hij in het land genoot, dat zijn ordebroeders er later goed onthaald Werden. (Z. E. Pater Hildebrand, archivaris van de capucijnenorde).